05/02/1629

 
English | Nederlands

05 - 02 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Agent Brederode schrijft d.d. Bazel 9 jan. waarop geen resolutie is genomen.

2 HHM lezen het rekest van schipper Volckert Dircxsz., met de bijbehorende brieven van het stadsbestuur van Hoorn d.d. 1 feb., waarin de suppliant HHM verzoekt te verklaren dat hij met zijn schip geladen met grof zout uit Het Vlie mocht vertrekken, ondanks het uitvoerverbod dat toen van kracht was. Hij was noodgedwongen daar terechtgekomen en bovendien is de lading zout niet aan land geweest. Het uitvoerverbod werd overigens twee dagen na het voorval opgeheven.
HHM vragen advies aan de Admiraliteit in het Noorderkwartier .

3 De luitenant-kolonel, de majoor en de kwartiermeester van het regiment van de hertog van Candale schrijven in hun rekest dat zij door Gelderland , waarop zij gerepartieerd zijn, niet betaald worden.
HHM verlenen de supplianten voorschrijven aan de betreffende provincie, met ernstig vermaan de betaling te voldoen.

4 HHM lezen de remonstrantie van de Bewindhebbers van de WIC , waarin zij schrijven dat zij krachtens de resoluties van HHM d.d. 26 en 31 jan. onderhandeld hebben met de eigenaars van de masten in het schip van Michiel t'Kint, dat het Goereese Gat opgevaren is, om deze ten behoeve van de Compagnie te kopen. Zij vrezen dat de schipper met de eerste de beste gelegenheid zal trachten te vertrekken en vragen dus dat daartegen de nodige maatregelen worden genomen.
HHM schrijven aan de Admiraliteit te Rotterdam ervoor te zorgen dat het schip tijdens de besprekingen tussen de WIC en de eigenaars niet kan vertrekken.

5 HHM lezen het rekest van Jan Jansz. van den Kerckhoff, ordinaris kapitein ter zee, waarin hij laat weten dat HHM zijn vorig rekest d.d. 6 jan. aan de Admiraliteit te Rotterdam hadden overgemaakt om er advies op uit te brengen. In plaats van advies uit te brengen, heeft deze echter in zijn nadeel beslissingen genomen. Hij verzoekt HHM enkele gecommitteerden aan te stellen om de zaak te onderzoeken, verslag uit te brengen en daarna een billijke en redelijke resolutie te nemen.
HHM committeren Brunixs en Beaumont.

6 Nadat commissaris Hoogenhouck is ontboden, draagt president Eijsinga hem op onmiddellijk naar Amsterdam te gaan om van daaruit met een oorlogsjacht of een oorlogsschip naar Glückstadt te vertrekken om er zijn commissie uit te voeren. Er worden hem brieven aan de Admiraliteit te Amsterdam meegegeven met de opdracht het betreffende schip zo snel mogelijk te laten vertrekken.

7 De vergadering beraadt zich verder op het verzoek van de ondersecretaris en de klerken van de Admiraliteit te Amsterdam d.d. 2 februari. Zij verzochten dat de door deze Admiraliteit toegekende verhoging van hun gages voor bewezen diensten door de ontvanger-generaal van deze Admiraliteit in zijn rekeningen gevalideerd mocht worden.
Een besluit hierover wordt uitgesteld.

8 Abraham Willemsz. Bierman verzoekt HHM het octrooi van Bartholomeus du Corne om een bank van lening te houden in Sluis in te trekken en in plaats daarvan hem een dergelijk octrooi te verlenen.
HHM kijken er de retroacta op na.

9 HHM lezen het verslag, opgesteld op verzoek van HHM, van de gedelegeerde rechters in de zaak van Amboina [Ambon] over hetgeen gebeurd is sinds hun aanstelling.
Een kopie van het verslag zal ambassadeur Joachimi ter hand gesteld worden, zodat hij er in Engeland gebruik van kan maken.

10 Door het overlijden van Rosa, raadsheer in het Hof van Holland, Zeeland en Friesland, is een plaats vrijgekomen in het college van de gedelegeerde rechters in de zaak van Amboina [Ambon]. Er zal dus een sterk, wijs en ervaren iemand benoemd moeten worden.
HHM benoemen Couwenburch, raadsheer in het genoemde hof, als nieuwe gedelegeerde rechter, conform de commissie d.d. 5 okt. 1627, op voorwaarde dat hij in de lopende zaak geen belangen heeft.

11 Gerestein doet verslag van de opmerkingen van Z.Exc. op het rekest aan HHM van de koning van Frankrijk d.d. 17 jan. Daarin verzocht hij om verlof te verlenen aan kolonel Hauterives om als veldmaarschalk te dienen in het leger van de hertog van Mantua dat tot ontzet van Casale zal dienen terwijl het Franse leger Italië binnentrekt. De koning verzocht tevens een soortgelijk verlof voor ritmeester Du Mée om de kolonel bij deze gelegenheid te vergezellen. De koning stelde als voorwaarde dat beide officieren tijdens hun afwezigheid hun aanstelling en hun traktement niet zouden verliezen.
HHM kennen Hauterives en Du Mée vier maanden verlof toe om dienst te doen in Italië, met behoud van hun benoeming en hun traktement. Mocht de veldtocht van de hertog binnen die vier maanden afgelopen zijn, dan worden beide officieren gelast eerder terug te keren naar de Republiek.