15/06/1629

 
English | Nederlands

15 - 06 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Nicolaes van Santen en mr. Michael van den Broeck, respectievelijk raad en fiscaal van de Admiraliteit te Rotterdam , brengen HHM op de hoogte van het verzoek aan de Admiraliteit van Hans Muller, schipper uit Lübeck, en Guert Jansz. uit Greetsiel. Deze vragen vrij met hun schepen uit de haven in Vlaanderen te mogen vertrekken, waar zij tegen wil en dank zijn heengebracht.
HHM vragen de supplianten een gefundeerd advies uit te brengen.

2 Ontvangen is een brief met berichten van resident Aissma d.d. Lübeck 26 mei.
Er wordt geen resolutie genomen.

3 De gedeputeerden te velde schrijven d.d. 13 juni dat Z.Exc. graag zou zien dat de Admiraliteiten nog tweehonderd matrozen zouden lichten of dit aantal achter de hand zouden houden om in geval van nood in te zetten op 's lands sloepen. Z.Exc. verzoekt HHM tevens de lichting van de waardgelders zo veel mogelijk te versnellen. Ten slotte verzoekt hij HHM snel voor geld te zorgen.
HHM machtigen de RvS om de Admiraliteit te Rotterdam tweehonderd matrozen te laten lichten, mits de soldij en het kostgeld uit de legerlasten betaald kunnen worden. De gedeputeerden van de provincies zullen zich inzetten voor de lichting van de waargelders. Op het derde punt besluiten HHM ernstig te schrijven aan de provincies Friesland en Overijssel om hun respectievelijke quoten in het vierde vijfdedeel van het miljoen aan legerlasten waarvan decharges zijn uitgegaan, onmiddellijk te betalen.

4 HHM geven Niclaes Despontijn uit medelijden 50 Kar.gld., waarvan hem ordonnantie zal worden verleend.

5 Z.Exc. schrijft vanuit het leger voor 's-Hertogenbosch d.d. 13 juni driehonderd capabele matrozen gelicht te willen zien voor de sloepen.
HHM verwijzen naar de hierover eerder op de dag genomen resolutie.

6 Ontvangen is een brief met berichten van Anthonie Mibaisen d.d. Calais 5 juni.
Er wordt geen resolutie genomen.

7 Op het rekest van Baudewyn de Man c.s., die een proces van revisie hebben uitstaan tegen Caspar Febos, Bernardo Cardoso en Willem Bouwensz. Keert de Koe, besluiten HHM dat de supplianten geholpen moeten worden, omdat ze akte van diligentie hebben getoond.

8 HHM lezen het rekest van de Bewindhebbers van de WIC ter Kamer Zeeland . Zij schrijven dat de Admiraliteit in Zeeland op 19 juni 520,5 kisten, vier kwartelen suiker, een lading pallisander, twintig rode planken en andere waren wil verkopen die door het schip Walcheren in dienst van de Compagnie op een Portugees karveel veroverd en te Vlissingen opgebracht zijn. Kapitein ter kaapvaart Adriaen Paris beweert namelijk dat hij eerst aan boord is gegaan van het schip nadat het de vlag had gestreken uit angst voor de Walcheren en het jacht. Hij maakt daarom aanspraak op een groot gedeelte van de buit. De supplianten menen daarentegen dat hem niet meer dan een tiende van de gehele buit toekomt en daarom vragen zij HHM om opschorting van de verkoop door de Admiraliteit. Voor de duur van het proces verwachten zij de buit te mogen beheren en er de voordelen van te genieten, zoals vastgelegd is in hun octrooi en beslist is door HHM op 27 mei 1628.
Het rekest en de bijlagen gaan naar de Admiraliteit in Zeeland die HHM vervolgens moet informeren, waarna HHM een beslissing zullen nemen. De verkoop wordt zolang opgeschort.

9 Naar aanleiding van het verzoek van Jasper Jansz. van Ypelaer c.s., dat wordt ondersteund door een brief van de magistraat van Amsterdam d.d. 13 juni, verlenen HHM de supplianten een voorschrijven aan de koning van Zweden om een scheepslading graan uit Reval [Tallinn] te mogen uitvoeren.

10 Secretaris Huygens compareert ter vergadering en deelt mee dat de magistraat van Rotterdam en baljuw Colterman op aanschrijven van de RvS en conform de machtiging door HHM d.d. 6 juni beide gevangengenomen sergeants hierheen hebben gestuurd die heimelijk soldaten hadden gelicht voor de koning van Zweden. De secretaris vraagt wat de voornemens van HHM met de gevangenen zijn.
HHM schorten een beslissing enkele dagen op.

11 Paul de Wilhelm en Cornelis van Leeuwen verzoeken om betaling van de verschenen rente van 107.000 gld., zoals bepaald is in de resolutie d.d. 31 mei.
HHM machtigen de RvS om met de supplianten de rente te berekenen en ordonnantie te verlenen op de ontvanger-generaal. Deze moet het bedrag prompt betalen.

12 Op de memorie van resident Schultetus om twee maanden subsidie voor de koning van Denemarken, besluiten HHM conform de resolutie d.d. 13 juni de resterende subsidiebedragen te laten opzoeken.

13 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 13 juni op het rekest van de broers Cornelis en Gerrard van Wees d.d. 2 juni. Ze verzoeken om de betaling van een restcedel ten bedrage van 1.313 gld. die hun door de voormalige ontvanger-generaal verleend was voor de volledige betaling van een ordonnantie van 9.714 gld, voor hun hulp als kapiteins aan de koning van Denemarken. De RvS acht de vraag van de supplianten gegrond. Toch heeft de ontvanger-generaal na daarop door de RvS te zijn gehoord verklaard dat de provincies geen geld opbrengen voor de betaling van dergelijke schulden. Daarom is hij niet in staat het gevraagde bedrag te voldoen.
HHM vragen de RvS een staat op te maken van al deze schulden en de provincies die in gebreke blijven, hun achterstallen te laten voldoen.

14 HHM lezen het antwoord van de RvS d.d. 12 juni op de adviezen van Z.Exc., stadhouder graaf Ernst Casimir en de gedeputeerden te velde op het akkoord tussen Friesland en Groningen over het wisselen van het commando van Leerort. De RvS meent (onder correctie) dat dit akkoord strijdig is met de soevereiniteit van het land en van HHM, maar omdat de zaak nu al zo ver gevorderd is, mag commissie voor kapitein Hettinga uitgevaardigd worden. Dit gebeurt dan wel op advies van de RvS en niet krachtens het akkoord, dat hiermee in geen geval goedgekeurd wordt. Bezien moet worden hoe dit aannemelijk gemaakt kan worden voor de graaf van Oost-Friesland.
Een beslissing wordt opgeschort.

15 HHM resumeren de op 2/12 april namens de graaf van Oost-Friesland door Amama ingediende propositie. Een beslissing wordt opgeschort.

16 HHM horen het rapport van Rantwijck, Noortwyck en Vosbergen in afwezigheid van Sommelsdyck. Zij hebben conform de resolutie d.d. 13 juni de instructie geresumeerd waarop Rantwyck en Pauw gelast zijn geweest bij de koning van Groot-Brittannië om de beloofde subsidie voor de koning van Denemarken te bevorderen. Zij hebben verschillende overwegingen ingebracht over de huidige positie van de Deense koning en de toestand in Duitsland. Daarop zou ambassadeur Joachimi worden gelast om samen met ambassadeur Chasteau Neuf, gezant van de koning van Frankrijk, en de Engelse ministers toe te zien op het herstel van de verhoudingen in het Duitse Rijk en de beveiliging van de handel op de Oostzee.
HHM besluiten dat de gedeputeerden hierover met de heer van Sommelsdyck moeten spreken zodra deze is teruggekeerd.

17 Cornelis Spieringh en compagnie, kooplieden te Amsterdam vragen voorschrijven aan de koning van Zweden of, in het geval deze in Pruisen is, aan zijn kanselier. Ze willen dat hij hun facteur Cornelis Coy toestemming verleent voor de uitvoer van duizend lasten te Danzig [Gdansk] gekochte rogge, als ware Coy de commies van HHM. De supplianten bieden HHM in ruil daarvoor een deel van de lading aan bij aankomst. Tevens vragen zij voorschrijven aan de koning van Denemarken om zijn admiraal, kapiteins-ter-zee en officieren in de Sont te bevelen de genoemde lading vrij te laten passeren, tegen betaling van de gebruikelijke tollen.
HHM schrijven de Zweedse koning zich welwillend op te stellen omwille van de graanschaarste in de Republiek en de duizend last rogge van de suppliant en diens compagnie vrij te laten vertrekken uit Danzig. De Generaliteit zal tegen een redelijke prijs het deel van de lading dat zij nodig denkt te hebben, overnemen. Verder verlenen HHM het gevraagde voorschrijven aan de Deense koning en de stad Danzig.