8
HHM lezen het rekest van de Bewindhebbers van de
WIC ter Kamer Zeeland
. Zij schrijven dat de
Admiraliteit in Zeeland
op 19 juni 520,5 kisten, vier kwartelen suiker, een lading pallisander, twintig rode planken en andere waren wil verkopen die door het schip Walcheren in dienst van de Compagnie op een Portugees karveel veroverd en te
Vlissingen opgebracht zijn. Kapitein ter kaapvaart
Adriaen
Paris beweert namelijk dat hij eerst aan boord is gegaan
van
het
schip nadat het de vlag had gestreken
uit angst voor de Walcheren en het jacht. Hij maakt daarom
aanspraak op een groot gedeelte van de buit.
De supplianten menen daarentegen dat hem niet meer dan een
tiende van de gehele buit toekomt en daarom vragen zij HHM om
opschorting van de verkoop door de Admiraliteit. Voor de duur van
het
proces verwachten zij
de buit te mogen beheren en er de voordelen van te genieten,
zoals vastgelegd is in hun octrooi en beslist is door HHM op 27
mei
1628.
Het rekest en de bijlagen gaan naar de Admiraliteit in Zeeland die HHM vervolgens moet informeren, waarna HHM een beslissing zullen nemen. De verkoop wordt zolang opgeschort.