23/07/1629

 
English | Nederlands

23 - 07 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 21 juli over het op 20 juli bij HHM ingediende rekest van de inwoners van de dorpen Zundert en Rijsbergen in de Baronie van Breda, waarin zij verzochten om uitbreiding van de lijst met levensmiddelen en verlenging indien HHM daartegen bezwaar maakten. Om het oorspronkelijke doel, namelijk het in ongelegenheid brengen van de vijand, niet uit te hollen, adviseert de RvS bij de oorspronkelijke lijst te blijven.
HHM volgen dit advies en weigeren de gevraagde uitbreiding, maar staan de verlenging toe.

2 Neeltgen Hermans, weduwe van bode Leendert Arentsz., klaagt in een rekest dat bode Abraham Belle haar benadeeld heeft in een beurtreis als bode van de Generaliteit.
HHM laten een beslissing over aan de RvS.

3 HHM lezen het rekest van Cornelis van Nelli c.s., burgers van Calais en eigenaars van het schip Sint Nicolaes waarop Adriaen Cornelisz. schipper was en dat door vice-admiraal Quast is aangehouden. De Admiraliteit in het Noorderkwartier heeft op 5 juli met aanplakbiljetten bekendgemaakt dat al degenen die aanspraken menen te hebben op het genoemde schip, zich op 2 aug. bij het College moeten melden om hun eis in te dienen en het rekwisitoor van de advocaat-fiscaal te horen.
HHM schrijven de Admiraliteit de procedure op te schorten totdat een besluit is genomen over de casuspositie op de door de vijand veroverde schepen die aan neutralen verkocht worden. Indien de Admiraliteit meent redenen te hebben om dat niet te doen, moet zij haar argumenten kenbaar maken. In dat geval wordt de procedure opgeschort totdat HHM een beslissing hebben genomen over het antwoord van de Admiraliteit.

4 De gedeputeerden te velde schrijven d.d. 21 juli. HHM nemen geen besluit.

5 Commissaris Cracou schrijft d.d. Elseneur [Helsingør] 7 juli, met een bijgevoegde beschrijving van de stad Stralsund en een akte met de belofte tot terugbetaling van de 30.000 gld. die HHM de burgemeesters en raad van deze stad hebben geleend. De commissaris meldt onder meer dat de klerken van de griffie van HHM hem sinds enige tijd als "commies" aangesproken hebben.
Beide documenten worden weggeborgen en bewaard. Cracou zal voortaan alleen als "commissaris" aangesproken worden.

6 De koning van Groot-Brittannië excuseert zich in zijn missive d.d. Greenwich 26 juni voor het oponthoud van de graaf van Buccleugh in Engeland.
HHM nemen geen besluit.

7 Vice-admiraal Quast schrijft d.d. 16 juli aan boord van het voor Nieuwpoort gelegen schip Den Hollantschen Thuyn, over de toestand van de bezetting van de kust van Vlaanderen en over de voorbereidingen van de vijand.

8 Adriaen Pietersz. Raap, gecommitteerde raad van de Admiraliteit in het Noorderkwartier, en Jan Simonsz. Blauhulck, equipagemeester aldaar, schrijven d.d. 18 juli dat zij op aanschrijven van HHM de twintig zinkschepen die bij Wieringen liggen, bedoeld om in het Scheurtje [Kanaal van Mardijck] voor Duinkerke te laten zinken, hebben klaargemaakt. Tevens wordt een memorie van vice-admiraal Quast en kapitein Van der Haept d.d. 18 juli gelezen, met daarin verschillende praktische schikkingen en voorstellen. Elk zinkschip moet beschikken over twee ankers, drie touwen, een tuianker, een Biskaaise sloep met toebehoren, voor drie weken à één maand victualie en een werpanker met een paardenlijn. Quast en Van der Haept raden aan om maar zes zinkschepen tegelijk te halen en de matrozen een premie te geven om ze bereidwilliger te maken om deze onderneming uit te voeren.
HHM besluiten Raap en Blauhulck te schrijven de nodige maatregelen te treffen op de punten van de gelezen memorie, zonder enige ruggespraak, behalve aangaande het halen van de schepen en de voorgestelde premie voor de kapiteins, officieren en matrozen. Wat het eerste punt aangaat, besluit de vergadering dat alle schepen tegelijkertijd naar Duinkerke gevoerd zullen worden. Op het tweede punt stellen HHM dat na afloop van de operatie over ieders verdiensten gesproken zal worden, zodat niemand reden tot klagen zal hebben. Vice-admiraal Quast wordt op de hoogte gebracht van deze beslissing.

9 De Admiraliteit in het Noorderkwartier schrijft d.d. Hoorn 18 juli dat een konvooischip in Het Vlie ligt, dat tegen het einde van deze week klaar zal zijn om ridder Roé, ambassadeur van de koning van Groot-Brittannië, naar Kopenhagen te brengen. De ambassadeur heeft gezegd, op voorleggen van deze missive, zich gereed te houden om dan te vertrekken.

10 De Admiraliteit in het Noorderkwartier schrijft d.d. Hoorn 18 juli dat kapitein Jaeques de Cock op de rede van Bergen in Noorwegen twee fluitschepen uit Duinkerke, die naar Spanje wilden varen en van daar wilden terugkeren naar Duinkerke, heeft aangevallen. Op bevel van de gouverneur en de magistraat van Bergen heeft hij beide schepen echter moeten laten gaan. De Admiraliteit wil weten wat de kapiteins in dergelijke gevallen te doen staat.
HHM antwoorden dat zij schepen die op de rede van Bergen liggen, niet mogen aanvallen indien zij deze daar niet vanuit zee heen gejaagd hebben. De kapiteins mogen alleen schepen op zee veroveren, aangezien anders de rede van de koning van Denemarken geschonden wordt.

11 De Admiraliteit in het Noorderkwartier schrijft d.d. Hoorn 18 juli dat enkele vrouwen, wier echtgenoten opvarenden waren op de schepen van de vloot van L'Hermyte die de Admiraliteit heeft uitgerust, hun aandeel opeisen van de veroverde buit die naar Amsterdam is gebracht. De Admiraliteit te Amsterdam weigert de supplianten het buitgeld uit te betalen, aangezien zij uit onwetendheid de aanspraken niet hebben ingebracht bij de oude schulden van het jaar 1627.
HHM schrijven de Admiraliteit te Amsterdam het verschuldigde buitgeld te betalen aan de supplianten en alle andere matrozen. Het totaalbedrag moet zij toevoegen aan de oude schulden van 1627. De Admiraliteit in het Noorderkwartier wordt hiervan op de hoogte gebracht, zodat zij de supplianten dit bericht kan overbrengen.

12 De Admiraliteit in het Noorderkwartier schrijft d.d. Hoorn 18 juli dat de vijand de gevangen ingezetenen van de Republiek 12 st. heeft gevraagd voor sluitgeld, naast de 6 st. die in het traktaat over de uitwisseling van gevangenen d.d. 16 juni gestipuleerd staan voor levensonderhoud. Bovendien hebben zij aan particulieren ook het wassen van hun linnen en andere behoeften moeten betalen, en dit terwijl de Spaanse gevangenen niet meer dan de vastgestelde 6 st. werd gevraagd. De Admiraliteit vraagt de mening van HHM.
De vergadering antwoordt dat de Admiraliteit sluit- en wasgeld en de kosten voor medicijnen mag vragen van haar vijandelijke gevangenen, aangezien men dat aan de overzijde tegen het traktaat in ook heeft gedaan.

13 Beaumont, uit Zeeland teruggekeerd, rapporteert dat de Staten van Zeeland 50.000 gld. naar het leger hebben gestuurd bovenop de al verzonden 36.000 gld., in mindering van het door de RvS gevraagde miljoen voor de legerlasten van 1629. Tevens hebben de Staten geconsenteerd in de lichting van zesduizend man, verzocht door Z.Exc.
De vergadering bedankt Beaumont.

14 Ontvanger-generaal Doublet compareert en meldt dat de RvS verschillende ordonnanties heeft verleend voor vervallen soldij van de kapiteins van de laatste nieuwe lichting van twaalfduizend man. De ontvanger heeft echter geen geld in kas om hieraan te voldoen, aangezien Gelderland slechts 60.000 gld. heeft betaald voor het extraordinaris consent; Holland heeft van de beloofde 400.000 gld. niet meer dan 100.000 gld. aan geld en, volgens de ruimste schatting, 150.000 gld. aan wapens voldaan; en Utrecht , ten slotte, betaalde 66.400 gld. Doublet vraagt HHM de nodige maatregelen te nemen voor de betaling van de kapiteins.
De vergadering schrijft een vermanende brief aan de genoemde provincies, opdat zij hun restanten in de toegezegde sommen zo snel mogelijk voldoen.

15 De keurvorst van Keulen verzoekt in zijn missive d.d. Bonn 28 mei zijn agent, Johan van de Veecke, audiëntie te verlenen en geloof te hechten aan hetgeen hij zegt.
Een resolutie is hierop niet vereist.