8
Adriaen Pietersz. Raap, gecommitteerde raad van de Admiraliteit in het
Noorderkwartier, en
Jan Simonsz.
Blauhulck,
equipagemeester aldaar, schrijven d.d. 18 juli dat zij op
aanschrijven van
HHM
de twintig zinkschepen die bij
Wieringen liggen, bedoeld om in het
Scheurtje
[Kanaal van Mardijck]
voor
Duinkerke te laten zinken, hebben
klaargemaakt. Tevens wordt een
memorie van vice-admiraal
Quast en
kapitein
Van der Haept d.d. 18 juli
gelezen, met daarin
verschillende
praktische schikkingen en voorstellen. Elk zinkschip moet
beschikken over twee ankers, drie touwen, een tuianker, een
Biskaaise
sloep met toebehoren, voor drie weken à één maand victualie en
een
werpanker met een paardenlijn. Quast en Van der Haept raden aan om
maar
zes zinkschepen tegelijk te halen en de matrozen een premie te
geven om
ze bereidwilliger te maken om deze onderneming uit te voeren.
HHM besluiten Raap en Blauhulck te schrijven de nodige maatregelen te
treffen op de punten van de gelezen memorie, zonder enige
ruggespraak,
behalve aangaande het halen van de schepen en de voorgestelde
premie
voor de kapiteins, officieren en matrozen. Wat het eerste punt
aangaat,
besluit de vergadering dat alle schepen tegelijkertijd naar
Duinkerke
gevoerd zullen worden. Op het tweede punt stellen HHM dat na
afloop
van de operatie over ieders verdiensten gesproken zal worden, zodat
niemand reden tot klagen zal hebben. Vice-admiraal
Quast wordt op de hoogte gebracht van deze
beslissing.