04 - 01 - 1630
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Culemborg en andere gedeputeerden van HHM rapporteren conform
de resolutie van HHM op 3 jan. overleg te hebben gehad
met
ambassadeur
De Beaugy. Zij hebben
hem de intentie
van HHM overgebracht met de
koning van
Frankrijk in alliantie te treden, vóór het
breken van de
Franse koning met de
koning van
Spanje. Zij
waren gelast daarover verder te spreken zodra hun medegedeputeerden
weer beschikbaar zouden zijn en de ambassadeur daartoe de gelegenheid
had. De ambassadeur heeft daarop laten weten dat hij slechts mag
onderhandelen
over
de vier punten die hij namens de Franse koning op 29 dec. 1629
aan HHM heeft uiteengezet. De feitelijke onderhandelingen
en
de ondertekening van de alliantie zouden door ambassadeurs van de
Republiek - naar
Frankrijk gezonden vanwege de eer
en
de reputatie van de Franse koning - met de koning in Frankrijk
moeten
plaatsvinden. De Beaugy voorziet met betrekking tot
de andere
punten van de alliantie overigens geen problemen. Hij verwacht
geen nadere
last te zullen krijgen en hij wil vermijden daarover terechtgewezen
te worden, zoals eerder
Langerack
is
overkomen. Zes weken na het sluiten van de alliantie zal de Franse
koning een verklaring afgeven over het al of niet breken met
Spanje. De ambassadeur verwacht dat deze alliantie binnen
de komende drie maanden gesloten kan worden.
HHM verzoeken de gedeputeerden nogmaals naar de ambassadeur te
gaan, om die beleefd bekend te maken dat HHM er altijd eer in
stellen
een alliantie met de Franse koning te hebben en ook dat hun ordinaris
en extraordinaris ambassadeurs zich na afloop van het traktaat van
Compiègne hebben ingespannen om de alliantie
met de
Franse koning te continueren. Dat is tot hun leedwezen nog niet
gelukt.
Vanwege de bijzondere band met de Franse koning zijn HHM bereid om
met
de ambassadeur in het geheim te onderhandelen, zowel over de
alliantie
als over het breken met Spanje, maar niet als afzonderlijke punten.
HHM verzoeken om die reden dat De Beaugy in
verschillende zaken last
wordt verleend en dat wat de sluiting van de alliantie betreft,
een
oplossing gevonden zal worden.
2
Bas wordt belast met het onderzoek van het journaal van
Hillebrant Quast, die als
vice-admiraal het
commando
voerde over een eskader en die het commando had op de kust na de dood
van luitenant-admiraal
Pieter Heyn.
Het journaal
beslaat de periode 11 jan. tot 30 dec. 1629.
Bas
zal over zijn
bevindingen rapporteren.
3
Anna Vijgh, weduwe van
Francois
Henderson, kolonel
van een Schots regiment, vraagt om een jaarlijks traktement vanwege
haar mans verdienste voor het land.
HHM vragen de
RvS om advies.
4
De
hertog van Bouillon verzoekt om als eerste benoemd te worden in
het gouvernement van 's-
Hertogenbosch.
Dit wordt in
beraad gehouden.
5
Na kennis te hebben genomen van de propositie van
Van de Veecke, op 2 jan. mondeling toegelicht en daarna schriftelijk
ingediend, wordt besloten deze voor nader onderzoek en advies aan
de
RvS ter hand te stellen.
6
Georgius Clarkius is voor het opdragen van een boekje 25 gld. toegekend.
Er
zal ordonnantie worden gedepêcheerd.
7
De
weduwe van Mathys Treurniet verzoekt conform de
ordonnantie om betaling voor het werk aan de vestingen.
De
gedeputeerden van de provincies die nog niet hebben geconsenteerd in
de 500.000 pond in plaats van legerlasten over het jaar
1628,
zullen eraan worden herinnerd bij de Staten te bevorderen het
consent te dragen en hun aandeel in de bovengenoemde som te
voldoen.
8
HHM lezen het relaas van kapitein
Brederode over het stranden van het schip
Frederick Hendrick voor
Scheveningen.
De kapitein wordt opgedragen dit door
de hoofdofficieren van het schip te laten ondertekenen, om het
daarna opnieuw aan HHM te overhandigen.
9
Op een brief met berichten van commissaris
Jan Wendels d.d. Hellevoetsluis 2 jan., is geen besluit
genomen.
10
In een brief, geschreven door de
Admiraliteit te Amsterdam
op 3 jan., wordt meegedeeld dat de voormalige consul in Tunis,
Lambert Verhaer, in
Keulen is gearriveerd. De Admiraliteit geeft HHM in
overweging commissaris
Jan Wendels,
die op het
punt
staat af te reizen naar
Tunis en
Algiers, op te houden
totdat Verhaer in de Republiek is
gearriveerd, zodat hij kennis kan nemen van Jan
Wendels' opdracht en instructie.
HHM besluiten dat Jan Wendels in afwachting van een gunstige wind in het
Goereese
Gat moet
blijven
liggen.
11
Symon van der Meyde, generaalmeester van de Munt, dient zijn declaratie over de
periode 16 sept. 1628 tot 31 dec.
1629 in.
De declaratie gaat voor onderzoek naar thesaurier-generaal
Van Goch. Die moet erop
letten
dat conform de resolutie van 16 sept. 1628 Van der
Meyde
slechts die posten declareert, waarvan hij schriftelijk kan bewijzen
dat hij in opdracht van HHM handelde.
12
Gelezen worden een uiteenzetting van de
Generaals van de Munt
, alsmede een plakkaatontwerp om de kruisdaalder en verschillende dukaten tot incourante munten te verklaren.
De provincies
Holland,
Zeeland en
Groningen
vragen en krijgen een kopie.
13
Leendert Pieters Ruckeveen, woonachtig te Segwaert, een van de crediteurs van
de
administrator van Maagdenburg,
verzoekt om
betaling.
Dit verzoek wordt voorgelegd aan de gedeputeerden van de
provincies die het
minst hebben meebetaald aan de subsidies voor
Denemarken, om het verschil met de meest betalende
gelijk te trekken.
14
Arnhem en andere gedeputeerden wordt verzocht nogmaals de moeite
te nemen het verhaal te horen van de Engelsman
Thomas
Proctor, die heeft aangeboden om hier te lande door wind
aangedreven watermolens te maken. Deze kunnen tegen geringe
kosten in korte
tijd grote meren of stilstaande, besloten wateren leegmalen en land
ontwateren.
Na het aanhoren van het verhaal wordt over het octrooi besloten.
15
Abraham Wouters van
Loevestein beklaagt zich erover dat de
RvS
hem in plaats van 2, 1 gld.
hebben
gegeven voor het opsluiten en vrijlaten van remonstrantse predikanten
op Loevestein.
Wouters zal zich echter met het
bedrag tevreden moeten
stellen.
16
Rantwyck rapporteert dat ambassadeur
Vane door
twee personen uit zijn gevolg het op 2 januari overhandigde antwoord
op zijn propositie heeft laten teruggeven.
Rantwyck
zal de moeite nemen
om het antwoord onder couvert aan de ambassadeur retour
te
zenden.
17
De gedeputeerden van
Holland hebben HHM doen weten dat de
schout
van Roosendaal in 's-
Gravenhage wacht op
een
antwoord op
de
brieven
die
Merquette op 29
dec.
1629 uit Brussel aan
Gerrardt van
Berckel heeft
geschreven. Deze zijn HHM gisteren onder de aandacht gebracht.
De
griffier van HHM zal de schout
aanzeggen de heer van Merquette te rapporteren
dat
Berckel op gepaste wijze
kennis
heeft gegeven van zijn brief. De kwestie waarover hij schrijft zal in
beraad worden gehouden om daarover de eerstvolgende gelegenheid
te
besluiten.
18
Baron van Dona, ter vergadering verschenen, zal in ambassade naar de
keurvorst van
Keulen gaan. Hij belooft zich te houden aan het reglement
voor ambassades dat door HHM is gemaakt.
Culemborg
zal met Z.Exc. alsmede met
agent
Van der Veecke spreken om, waar
dat nodig
zal
zijn, een paspoort voor
Dona te
verkrijgen.
Ondertussen zal
een instructie worden gemaakt op basis waarvan de ambassade zal
plaatsvinden.
19
Ontvangen is het antwoord d.d. 31 dec. 1629 van de
Generaliteitsrekenkamer
op het verweerschrift van fiscaal mr.
Gerridt Storm op 23 dec. 1629. Dit College heeft bij het
opnemen van de rekening van ontvanger
Houffyser
goed acht genomen op de specificaties van honorering en reiskosten.
De
26 st. daags voor eten en drinken in de declaraties van de raden van
de
Admiraliteit te Amsterdam
zijn
geschrapt op grond van de resolutie van 19 april 1624. Hierin wordt
uitdrukkelijk vermeld dat raden op hun reizen boven hun kosten aan
wagen- en scheepsvrachten, 4 gld. daags alsmede 1
gld. voor de
bode zullen ontvangen waaruit zij de verblijfskosten moeten
voldoen. Het schrappen van de post van 26 st. is dus wel degelijk
terecht en conform het reglement van HHM.
HHM zullen
de fiscaal overeenkomstig het bericht van de Generaliteitsrekenkamer
antwoorden.
20
Naar oude gewoonte zal men een nieuwjaarsgift uitkeren.
Doublet krijgt opdracht dit te regelen. Van het bedrag wordt
ordonnantie gedepêcheerd.
21
HHM hebben het rapport van de aanwezige heren die verleden zomer namens hen en de
RvS
in het leger gecommitteerd waren, gehoord. Op advies van de RvS is naar aanleiding van een memorie betreffende de stad en de
Meierij van 's-Hertogenbosch besloten op de hiernavolgende punten.1 De gecommitteerden die
naar 's-
Hertogenbosch gaan, worden gemachtigd deze
resolutie in werking te stellen,
uitgezonderd de punten die in overweging worden gehouden of waarvan
HHM
de uitvoering aan zichzelf voorbehouden.
I Het middel van het kleinzegel is bij de verpachting van de generale
middelen nog niet vergeven, omdat het niet slechts in
één
Brabantse stad ingevoerd kan worden. Bovendien zou
het
aan het begin van het jaar moeten ingaan. Men zou nu kunnen overwegen
om het behalve in 's-Hertogenbosch, ook elders in
Brabant in te
voeren.
Omdat daarvan in de Meierij geen sprake kan zijn voordat de beambten
zich gehoorzaam hebben verklaard aan HHM, zou de invoering van het
kleinzegel het eerste jaar nader overwogen moeten worden.
HHM bevestigen dit.
II De impost op hoornbeesten en bezaaide landen is ook niet verpacht,
omdat in de vrijdom van de stad geen bezaaide landen en weinig
hoornbeesten waren. Ook is de verwoesting in dit gebied zo groot, dat
de boeren in het eerste jaar van deze impost vrijgesteld zouden
moeten blijven.
HHM gaan hiermee akkoord.
III Het tiende artikel over het wollen laken is exclusief het Bossche
laken. De lakenkopers voeren aan dat al het laken dat in de Meierij
is gemaakt ook onbelast dient te blijven, net zoals het laken dat
in
Holland wordt gemaakt, in de provincie Holland
onbelast is. Er wordt voorgesteld het laken uit de verpachting te
laten, maar wel aan te tekenen, om daarover later een besluit te
nemen.
HHM besluiten dat het laken in de Meierij gemaakt
en in de stad gebracht, daar - voorlopig voor een jaar - vrij van
impost zal zijn.
IV Voor wat betreft het tweede lid van de regering van de stad zullen
Grinsveen en
Pieter van Gestel, rentmeester van
het
clarissenklooster,
geloofsgenoten naast zich aangesteld krijgen. De gedeputeerden die
naar
's-Hertogenbosch gaan wordt last gegeven erop toe te
zien
dat er zoveel geloofsgenoten worden aangesteld, dat de
papen
in de minderheid komen. Pieter van
Gestel, die
tweemaal geweigerd
heeft de eed af te leggen, zou uit zijn rentmeestersambt gezet dienen
te worden.
HHM machtigen de gedeputeerden die de besprekingen zullen voeren met de
gecommitteerden van de
aartshertogin over de Meierij, goed te informeren naar de personen
waarmee
het tweede lid van de regering van 's-Hertogenbosch uitgebreid zou
worden. Zij dienen Pieter van Gestel uit zijn
rentmeestersambt te
ontslaan, indien hij andermaal de eed niet wil afleggen.
V De ambten die de magistraat ter beschikking staan waarin nog geen
betrouwbare personen zijn aangesteld, moeten daar alsnog van worden
voorzien. Huismeesters van het gasthuis, het weeshuis en andere
instellingen dienen gereformeerd te zijn, opdat hun ondergeschikten
en de meisjes meegenomen zullen worden naar de kerk en allen die
van
deze instellingen afhankelijk zijn, zich zullen bekeren tot de
religie.
De begijnen in het gasthuis zullen van hun taken ontheven worden.
De gedeputeerden van HHM zullen in overleg met de magistraat een
regeling maken op dit punt, ten dienste van de stad
en
van de verbreiding van de religie. In ieder geval willen
zij
een gereformeerde schoolmeester in het weeshuis benoemd zien.
VI Enkele oude poortwachters en bewakers van de schotbalken en hekken
zijn in dienst gehouden, enkele anderen zijn nieuw aangesteld. Er
dient
door de gecommitteerden bij de vervanging op te worden toegezien dat
Cornelis Daniels uit
Dordrecht zal worden aangesteld, die in de
galerij voor 's-Hertogenbosch zijn linkerhand verloren heeft.
HHM houden dit punt in beraad tot de terugkomst van hun gedeputeerden,
om na kennis te hebben genomen van hun rapport betreffende het
afzetten
van oude poortwachters, hierover te beslissen.
VII De ingenieur van de
koning van Spanje is als
rentmeester van de stad aangesteld, al moet hij -
bekend
met de diepten en ondiepten van de grachten en de plaatsen waar de
stad schade kan worden toegebracht - als verdacht
worden beschouwd.
HHM oordelen dat de ingenieur een eed van trouw zal moeten afleggen.
Indien hij weigert zal hij binnen zes weken moeten vertrekken.
VIII Tot voordeel van de stad zouden de huishuren eindigend met Sint
Jan [24 juni], verzet moeten worden naar mei, overeenkomstig de
termijn van de
huishuren in Holland.
HHM besluiten op het achtste en negende punt dat overlegd zal moeten
worden met de magistraat. Bij instemming zal dit moeten worden
uitgevoerd.
IX Ook zou bekend moeten worden gemaakt dat om de stad te bevolken, de
handwerks- en ambachtslieden die zich nieuw in de stad vestigen, hun
beroep daar vrij mogen uitoefenen voor tenminste drie
jaren, met opschorting van de bestaande gildenbrieven.
X Met betrekking tot de domeinen wordt door de aangestelde
tollenaar en tolschrijver een pachtsom van 1700 gld. voorgesteld of
de
opbrengst van de pacht. Hoewel anderen meer bieden, mogen de genoemde personen - omdat
zij zijn aangesteld als ambtenaren - het nog een jaar voor de
aangegeven som doen, waarna men de tol publiek zal verpachten.
HHM besluiten conform de tekst.
XI Over de geestelijken die nog niet uit de stad vertrokken
zijn, moet een besluit worden genomen.
XII Zij zullen gevangengenomen worden, na nog eens
gewaarschuwd te zijn om binnen vier of vijf dagen te vertrekken.
XIII Zij die vertrekken maar daags erop of na enige tijd weer
terugkeren, snoevend aan het verdrag te hebben voldaan met het
afleggen van hun kleding, moeten ook gevangen
worden genomen, na nog eens aangeraden te zijn om onmiddellijk te vertrekken.
HHM besluiten op het elfde, twaalfde en dertiende punt dat, aangezien het
veertien of vijftien kanunniken door de gedeputeerden te velde
toegestaan is in de stad te blijven tot nader order, hun de toegang
tot
de stad wordt vergund, mits zij de eed van trouw afleggen en zij zich
onopvallend gedragen, als goede ingezetenen, conform de
uitgevaardigde plakkaten in dit land betreffende het vieren van de
mis
en het in stand houden van het pauselijke bijgeloof en alle zaken die
daarmee samenhangen.
XIV Aangezien geestelijken die op het platteland zijn gaan
wonen dagelijks naar de stad komen en zo macht uitoefenen over het
volk
en het bijgelovig houdt, zal hun dit komen en gaan verboden
moeten worden (zoals
dat in
vijandelijke steden onze eigen predikanten verboden is), ook al wonen
zij in schatplichtig gebied.
HHM besluiten dat geestelijken die in de stad komen, begeleid zullen
worden door één of twee musketiers, net als in andere
plaatsen.
XV Aangezien de voormalige
bisschop van 's-Hertogenbosch nog gezag
over
de geestelijkheid uitoefent, zal hem schriftelijk gelast moeten
worden
zich daarvan te onthouden, op straffe van ongeldigheid van het
verdrag.
HHM besluiten dat de voormalige bisschop van
's-Hertogenbosch door de RvS aangeschreven
zal worden zijn gezag over
de geestelijkheid niet langer aan te wenden, op straffe van het
bovenvermelde.
XVI De pastoors op het platteland en de geestelijken in de kloosters
die tegen het verbod in de mis opdragen en godsdienstoefeningen
houden
in de kerken, zullen gemaand worden dit na te laten. Als ze daar geen
gehoor aan geven, zullen ze in hechtenis worden genomen.
HHM stellen het besluit over de uitvoering van het zestiende en zeventiende punt
uit tot na de besprekingen.
XVII Indien de vijand naar aanleiding daarvan enkele predikanten gevangen
wil nemen, zal men als tegenmaatregel hetzelfde doen in
het kwartier
van
Antwerpen.
XVIII In het vierde artikel van het verdrag is aan HHM het besluit gelaten
om de nonnen en de begijnen in de kloosters te laten blijven, dan wel
ze anders te huisvesten. In aanmerking genomen dat met de
verovering van steden ieder van hen in vrijheid wordt gesteld en de
religiedwang in de kloosters is weggenomen, dat juist in die
kloosters met de verbreiding van het pauselijke bijgeloof wordt
voortgegaan, nonnen er hun geloften afleggen en er minder hoop is op
bekering tot de religie dan wanneer zij in particuliere woningen
zouden zijn gehuisvest, zou moeten worden besloten tot het openen van
de kloosters en eenieder te laten gaan of blijven naar believen met
levensonderhoud of huishuur. Wel zou het
in de
kloosters verboden moeten worden nog langer missen op te dragen of andere
godsdienstoefeningen
te houden voor degenen die er blijven wonen.
HHM besluiten dat de kloosters geopend, de kerken gesloten en missen
verboden worden, terwijl aan eenieder de keuze wordt gelaten in de
cellen te blijven wonen of te vertrekken naar elders.
XIX In het derde artikel is over de geestelijke goederen overeengekomen,
dat de geestelijken levenslang de inkomsten en opbrengsten
zullen ontvangen van hun goederen, gelegen op plaatsen onder
contributie en waarvan zij aanvoeren dat het beheer
hun toekomt. Besloten dient te worden of zij het beheer zullen
houden. In het geval daartoe besloten wordt, zou het van dienst
kunnen
zijn hun geen verpachting, getimmerten en dergelijke toe te staan
buiten de rentmeester van de geestelijke goederen om, ter voorkoming
van het overgaan
in andere handen of verduistering.
HHM zullen pas over het negentiende artikel besluiten wanneer de gedeputeerden
van hun aanstaande reis naar 's-Hertogenbosch zullen zijn
teruggekeerd.
Die worden bij deze gelast zich zo duidelijk mogelijk te laten
informeren
over de geestelijke goederen en het inkomen daaruit, met alle
bewijsstukken van dien. Er zullen perfecte inventarissen van ieder
afzonderlijk corpus opgesteld moeten worden, die zij voor onderzoek
en
advies zullen meenemen om HHM daarover te laten beslissen.
XX Aangezien in het vierde artikel verordend is dat vrouwen levenslang
in hun onderhoud zullen worden voorzien, dient uit de aan de
rentmeester
overhandigde staten van het inkomen van ieder klooster een raming te
worden gemaakt. De lasten aan getimmerten en dergelijke dienen
daarvan
te worden afgetrokken. Uit het overschot kan het levensonderhoud
worden
betaald.
HHM zullen op dit punt pas na de ontvangst van de staten en
inventarissen vaststellen welke orders in welke kloosters
genomen dienen te worden, volgens een door de gedeputeerden te
ontwerpen reglement.
XXI Zij die geen geloften hebben afgelegd, is men geen levensonderhoud
verschuldigd. Wel mogen zij de goederen meenemen, die zij bezaten
toen
zij het klooster ingingen.
HHM menen dat het onderscheid tussen het al of niet hebben afgelegd
van geloften, niet zo scherp kan worden aangebracht.
XXII Op het punt van de reparatie van geruïneerde huizen, zowel
in de stad als op het platteland, zal ook dienen te worden besloten
en
wel met name of er niet enkele kloosters in de stad verkocht of in
erfpacht gegeven zouden dienen te worden, zoals de magistraat van
Aken
[Aachen] en die van andere plaatsen verzoekt.
HHM keuren de verkoop van enkele kloosters goed, op voorwaarde dat
daaraan voorafgaand en in overleg met de magistraat een plan en een
ontwerp gemaakt zullen worden en de verkoop
ervan publiekelijk, na aankondiging door middel van aanplakbiljetten,
zal worden gedaan. Er mogen echter geen
plaatsen worden verkocht die bestemd zijn ter verbreding
van de haven of tot het maken van fortificatiewerken.
XXIII De
kloosters ontvangen hun tegoeden zonder de verschillende persoonlijke
schulden te betalen. Het zou daarom nuttig zijn als de rentmeester
het tegoed ontving waaruit hij de
schulden kan voldoen, voorzover het tegoed daartoe strekt.
HHM besluiten zich met de schulden en schuldvorderingen niet te
bemoeien.
XXIV De door jezuïeten en anderen voltrokken verkopen ten tijde
van de
belegering dienen ongeldig te worden verklaard. Bij
plakkaat worden alle verkopen en overdrachten in
de stad in de Meierij op boete van nietigverklaring en een
arbitrale
straf opnieuw verboden.
HHM besluiten dat aan het eigendom van het jezuïetenklooster
niets
verandert. De gedeputeerden zullen de weg
van
eendracht betrachten tegenover allen die dit geheel of gedeeltelijk
zouden betwisten. Ingeval de aanspraken op het voornoemde klooster
niet
in der minne kunnen worden geschikt, staat de justitiële weg
nog
open.
XXV De huurovereenkomsten aangegaan door geestelijken of door de
voormalige rentmeester van de domeinen zullen mogen blijven bestaan
of
vernieuwd worden, dit al naar gelang de situatie en
omstandigheden en afhankelijk van het feit of de huurders hun huur
opzeggen.
XXVI Aangezien verschillende personen beweren ook uit de
kloostergoederen onderhouden te worden, zou men onder voorbehoud deze
grondslag kunnen aanhouden, dat degenen die het
klooster goederen hebben aangebracht, maar die ofwel zelf het
klooster
hebben verlaten of er vanwege de religie uit zijn gezet, hun
goederen gerestitueerd moeten krijgen.
HHM besluiten op het 25ste en 26ste punt conform de tekst.
XXVII Om de predikanten op het platteland in vrijheid te laten wonen,
zullen
geestelijken uit de stad die met toestemming op het platteland gaan
wonen, gelast worden een vrijgeleide te verkrijgen of anders het
platteland te verlaten.
XXVIII Aangezien geestelijken die een dergelijke vrijgeleide niet weten te
bemachtigen het platteland zullen moeten verlaten, moeten in het
verlengde van die maatregel ook pastoors en kloosterlingen die
voorheen
op het platteland woonden een dergelijke vrijgeleide zien te
verkrijgen of eveneens het platteland verlaten.
HHM besluiten dat het 27ste en 28ste punt worden opgeschort tot na de
besprekingen.
XXIX Aangezien betrouwbare bronnen berichten dat veel vijandelijk volk
in de stad komt en blijft, zou van iedereen een eed
van trouw moeten worden afgenomen, met ontzegging van de toegang tot
de
stad aan degenen die weigeren deze eed af te leggen.
HHM keuren dit punt goed.
XXX Op de door de stad 's-Hertogenbosch op 13 nov. 1629 overhandigde
remonstrantie zou op het eerste punt, waarin
om verlichting van de Hollandse middelen werd verzocht, kunnen worden
geantwoord dat al
voorafgaand aan de verovering om goede redenen besloten is daarin bij
de capitulatie niet toe te stemmen.
XXXI Op het tweede punt zou toegestemd mogen worden in de vrijstelling
van de 40ste penning op het transport van erfgronden en renten, en
van
de 30ste penning van de collaterale successie en wel voor de tijd van
een jaar. Dit echter met dien verstande dat de verkopers die nu in
vijandelijk gebied wonen of die zich gereed maken om daarheen te
vertrekken, niet hetzelfde voordeel genieten maar verplicht worden
de 80ste penning te betalen, en ook de 30ste penning van de
collaterale successie.
XXXII Op het derde en vierde punt zou de stad gelast moeten worden zich
te onthouden van voorstellen die strijdig zijn met het zestiende artikel
van
de capitulatie. Niettemin wordt hun ten aanzien van de
verlaging van de wijn- en bieraccijnzen met de helft, 20
gld. toegekend met het oog op de grote reparatiekosten aan hun
poorten
en bruggen en de verlichtings- en stookkosten van de wachtplaatsen.
Overigens zouden daarop tegenwoordig grote besparingen kunnen worden
gedaan. Hun wordt verder aanbevolen in navolging van Hollandse steden
en ter
dekking van hun kosten, een verhoging van de belasting op enkele
goederen in te stellen.
XXXIII Op het vijfde punt waarin zij aanbevelen dat het geschil
betreffende de ontruiming van de parochiale kerken in de Meierij door
tussenkomst van gedeputeerden wordt beslist, zou hun wel meegedeeld
dienen te worden dat zij volgens hun eed het land getrouw behoren te
zijn en naar hun vermogen moeten helpen om de religie te verdedigen.
Zij zouden niets mogen gebieden waardoor de verbreiding van de
religie
en het aanzien van het land zouden kunnen worden geschaad, wat
duidelijk wel zou gebeuren bij de besprekingen, zoals door hun
voorgesteld.
XXXIV Aangaande het verzoek door de magistraat in een andere
remonstrantie gedaan - teneinde de rentmeester van de geestelijke
goederen te gelasten zich niet te bemoeien met het begijnhof omdat
het
geen geestelijk goed maar een wereldlijke stichting zou zijn die
altijd
onder de regering van de stad heeft gestaan - gelden de volgende
overwegingen. Het betreft hier een besloten klooster met een pater
en
enkele gemene goederen,
waarin nonnen net als in een geestelijk klooster hun geloften
afleggen
ook al is het toezicht erop aan de magistraat overgedragen. Dit is
met
verschillende andere kloosters en plaatsen in de stad gebeurd, die
toch geestelijk zijn gebleven.
HHM besluiten conform het antwoord van de magistraat
van 's-Hertogenbosch op de remonstrantie d.d. 14 nov. 1629 aan HHM overhandigd en in punt
30-34
weergegeven.
XXXV Met het oog op de aanstelling en het onderhouden van predikanten
in de Meierij moeten schouten,
secretarissen en andere officieren een eed afleggen zoals
eerder is goedgevonden. Indien zij dat weigeren, zullen zij
ontslagen en vervangen worden.
HHM keuren goed dat de aanzegging tegen 14 feb. aanstaande zal worden
gedaan,
conform het plakkaat dat met het oog daarop heden door de
RvS
is opgesteld en aangenomen.
XXXVI Voor het loon van predikanten dient als grondslag te worden
vastgesteld dat zij niet minder verdienen dan waar zij eerder
werkzaam waren.
HHM vinden goed dat de predikanten op het platteland die in de stad
's-Hertogenbosch beroepen worden vrij van huishuur zullen zijn en
beloond zullen worden met 800 of 900 gld. jaarlijks. Degenen die uit
andere steden worden beroepen zullen niet minder krijgen dan zij
tegenwoordig verdienen, naast de vrijstelling van huishuur. HHM
willen
voorts dat de gedeputeerden zich precies op de hoogte zullen stellen
of
leden van de aangestelde kerkenraad te 's-Hertogenbosch met of
zonder toedoen van de predikanten enkele personen te beroepen. Indien
dat zo is, wil men weten hoever men daarmee is
gevorderd. Hoe
het ook zij, de gedeputeerden zullen ronduit verklaren, dat het de
mening en intentie van HHM is om de kerk aldaar volgens de wetten van
het land te regelen zoals eerder van tijd
tot
tijd gebruikelijk was in heroverde en veroverde steden, zonder te
willen gedogen dat daartegen met directe of indirecte middelen wordt
opgetreden. Verder hebben HHM in de vergadering besloten dat zij uit
alle provincies vrome, vredelievende en begaafde predikanten zullen
aanwijzen om de kerk van 's-Hertogenbosch daarmee zo snel
mogelijk te kunnen bedienen.
XXXVII Ook schoolmeesters en kosters zullen op het platteland worden
aangesteld en een traktement ontvangen, te voldoen uit de geestelijke
goederen.
HHM stellen dit punt uit tot na de besprekingen.
XXXVIII Bij de capitulatie is bedongen dat eenieder zich zal moeten
richten naar de plakkaten van het land. Omdat die onbekend zijn,
zullen
deze moeten worden gepubliceerd. De ambtsdragers zal worden
opgedragen op de naleving ervan toe te zien en de pauselijke scholen
en diensten
niet toe te laten.
HHM keuren dit punt goed. De gedeputeerden wordt verzocht gedurende
hun verblijf in 's-Hertogenbosch het plakkaat van HHM te laten
publiceren.
XXXIX Om in de stad goede scholen op te kunnen richten, zou het met
het oog daarop nuttig zijn bekwame gereformeerde schoolopzieners
aan
te
stellen.
HHM zullen bij de magistraat aandringen op de oprichting van een
goede school met gekwalificeerde schoolopzieners.
XL Voor de jonge meisjes zou een gereformeerde onderwijzeres
aangesteld dienen te worden, waarvoor zich
Maria
Amory heeft aangediend, die ook door de magistraat wordt
aanbevolen. Voorwaarde is dat haar voor de tijd van zes jaren 300
gld.
jaarlijks wordt toegekend, naast vrijstelling van huishuur, omdat zij
in de eerste jaren niet veel schoolgeld zal genieten en zij niet
langer
in
Utrecht kan blijven wonen.
HHM besluiten dat de gedeputeerden met de magistraat en daarna met
Maria
Amory zullen spreken over de tijd van de aanstelling en zullen
onderhandelen over
het
traktement, dit naar eigen goeddunken en in onderling overleg, maar
zonder de 300 gld. jaarlijks te boven te gaan.
XLI Op aanbeveling van
Gerestein was goedgevonden om
Johan Gerritsen bij de magistraat
voor te dragen
als
gerechtsbode. Omdat de beschikking daarover HHM rechtens
toekomt,
dient iemand de aanstelling van Johan Gerritsen in
orde te brengen,
om
hem na het overlijden van de tegenwoordige bode in de bediening van
dit
ambt te benoemen.
HHM zullen er conform hun besluit bij de magistraat op
aandringen niemand anders dan Jan Gerritsen tot
het ambt van
gerechtsbode toe te laten.
HHM zijn van verschillende kanten ingelicht, dat enkele leden van de
huidige magistraat van 's-Hertogenbosch hun ambt met dispensatie
of
na voorafgaande toestemming van de pauselijke geestelijkheid hebben
aangenomen. Eén van hen zou aan de pausgezinden in
's-Hertogenbosch alle besluiten onthullen, die ten nadele van hen en
tot voordeel van het algemeen belang werden genomen.
HHM besluiten dat de gedeputeerden van HHM die naar 's-Hertogenbosch
gaan
zich over deze geruchten en de handel en wandel van deze personen
precies op de hoogte stellen, om daarvan na hun terugkeer verslag uit
te brengen opdat daarover te zijner tijd kan worden beschikt.
De conceptinstructie die door de RvS conform de voorgaande
resolutie is opgesteld en die de gedeputeerden van HHM zullen
bespreken met de aartshertogin van Brabant, is na lezing goedgekeurd
en
aangenomen.
De Raad wordt niettemin verzocht de eerste en nog
een van de oudste raden uit de
Raad van
Brabant
uit te nodigen, om van hen te
vernemen, of zij niet meer redenen kunnen aanvoeren tot bekrachtiging
van de bewering dat de Meierij van 's-Hertogenbosch ondergeschikt is
aan de stad.
Na voorlezing van het door de RvS opgestelde plakkaat betreffende de
ambtsdragers in zowel het geestelijk als het wereldlijk bestuur van
de Meierij van 's-Hertogenbosch dat na 14 feb.
aanstaande van kracht zal worden, is het goedgekeurd en
aangenomen.