29 - 01 - 1630
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM besluiten de gebruikelijke zilveren leggelden aan de gedeputeerden van de provincies in de vergadering van HHM, alsmede aan de ambtsdragers die deze ook genieten, te verstrekken conform de lijst van het jaar 1629. Elk leggeld bedraagt 81 pond.
Van dit bedrag zal de
ontvanger-generaal ordonnantie worden gedepêcheerd.
2
Eysinga deelt HHM mee dat ambassadeur
Vane sterk
aandringt op een antwoord op zijn propositie van 4 januari.
HHM zullen alvorens het antwoord op te stellen, de propositie alsmede het traktaat van
Southampton waarop Vane zijn propositie schijnt te funderen, in
aanwezigheid van
Z.Exc. en de RvS resumeren.
3
HHM lezen het advies van de
Admiraliteit te Amsterdam
d.d. 23 jan. over het verzoek van kapitein
Cornelis van Oyen dat op 24 nov. 1629 bij HHM is ingediend. Van
Oyen verzoekt om uitbetaling van zijn traktement vanaf
7 okt. 1628 (de
dag
van het verlies van 's lands schip onder zijn gezag bij een
zeker
voorval) tot het moment van aanmonstering op een nieuw schip, dat
nu
voor hem gereedligt.
HHM besluiten conform het advies het verzoek van de suppliant te honoreren, zonder daarmee een precedent te scheppen.
4
HHM lezen het op 25 jan. opgestelde advies van de RvS over het op 4 jan. bij HHM ingediende verzoek van
Anna Vygh, weduwe van kolonel Sir
Francois
Henderson, om een traktement vanwege de goede
verdienste van de overleden kolonel.
HHM besluiten de suppliante de eenmalige som van 2.000 gld. uit te keren. Er zal ordonnantie worden gedepêcheerd.
5
HHM besluiten in verband met het vertrek van
Croock,
Beaumont in diens plaats
aan te stellen,
om naast
Rantwyck en
Schaffer
de
Bewindhebbers van de
WIC ter kamer van het
Noorderkwartier
tot betaling van 12.000 pond te
bewegen.
De
ontvanger-generaal heeft hun
aangewezen die
te
betalen aan
Willem Dirxsz. c.s.,
die het
regiment
van overste
Rosencrants vanuit de
Sont hierheen hebben vervoerd.
6
HHM lezen het advies d.d. 18 jan. van de aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten over het op 15 jan. bij HHM ingediende verzoek van
Barent Taepkens. Taepkens verzoekt om een traktement als
controleur op het
kantoor van konvooien en licenten te
Wezel en
daarnaast om een beloning voor de extraordinaris diensten die hij
het
land eerder heeft bewezen. Het advies luidt
Tapkens voor zijn functie overeenkomstig andere
controleurs te belonen met een traktement van 400 pond
jaarlijks. Over zijn eerdere diensten kunnen HHM niet oordelen,
want
daarvan is hun niets bekend.
HHM besluiten alvorens hierop te beschikken de
Generaliteitsrekenkamer een lijst van traktementen van controleurs van de
verschillende Admiraliteitskantoren te laten overschrijven en
opsturen.
7
Het verzoek van de overste en de religieuzen van de vrouwenkloosters in 's-
Hertogenbosch d.d. 26 en 28 jan. wordt nogmaals geresumeerd.
Een besluit wordt opgeschort.
8
HHM besluiten op het verzoek van
Muller
de
eerder verleende aanstelling van hem en zijn
kameraden uit te breiden. Voorts laten zij weten
gunstig
te zullen beschikken op hun verzoek na hun overlijden de betaling
van
de
aan ieder van hen toegekende 600 gld., op hun weduwen te laten
overgaan.
9
Gysbert Bertelsz. en
Claes Gysbertsz.,
werkmeesters,
verzoeken om betaling voor de door hun binnen de forten van
Crèvecoeur en
Blauwgaren
gemaakte hutten.
HHM besluiten dat de supplianten uit de eerste gelden die zij uit de provincies ontvangen, betaald zullen worden.
10
Op het door een brief van de
gedeputeerden van het graafschap Zutphen
begeleide verzoek van
Pieter
Osthoff,
ruiter onder de compagnie van de
graaf van
Stirum,
besluiten HHM een voorschrijven te sturen aan de
Münsterse regering om expeditie van justitie
van een zeker proces dat Osthoff daar heeft
uitstaan.
11
HHM machtigen de
ontvanger-generaal om zes wisselbrieven te accepteren, ten bedrage van 3.830
gld. met de avance op de wissel daarbij
inbegrepen. De eerste is getrokken door predikant
Abbesteech voor 66 2/3 kronen,
de
resterende vijf wisselbrieven door ambassadeur
Langerack op 18 sept., 18 okt. en
18 nov.
telkens
250 kronen, op 26 nov. 50 kronen en op 18 dec. 316 2/3 kronen.
HHM verzoeken de heren van
Holland de betaling van de genoemde wisselbrieven op zich te nemen,
opdat het krediet van het land intact blijft. De som zal als
betaling
gelden op de ordinaris en extraordinaris consenten.
12
De gedeputeerden van
Holland worden op het punt van de pillegift aan de
zoon van
baron van Dohna aangespoord zich
te conformeren
aan
de 600 pond jaarlijks waarmee de andere provincies hebben
ingestemd, mits dit
bedrag
wordt betaald uit contributies van de vijand.
HHM zullen een pensioenbrief afgeven in een groen fluwelen doos, die door
Van der Dusse aan de baron zal worden overhandigd. Agent
Verburch zal deze dragen.
13
HHM ontslaan de aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten, zodat zij naar hun Colleges kunnen terugkeren. Daarna zal de zogenaamde vergissing van 500.000 pond in de repartitie van schulden waarop
Zeeland heeft gewezen, worden onderzocht.
14
Student
Hazius is op zijn verzoek ter bevordering van zijn studie 100 gld.
toegekend.
Van dit bedrag zal hem ordonnantie worden gedepêcheerd.
15
Secretaris
Huygens verschijnt ter vergadering en deelt HHM namens de RvS
mee
dat
Jan Gerridtsz. van der Noot,
ontvanger
van de gemene middelen te 's-Hertogenbosch, heeft
getracht de in
Holland woonachtige pachters en
deelgenoten van de
grote bieraccijns
te 's-
Hertogenbosch te executeren.
De
pachters hebben hierop een mandement poenaal van het
Hof van Holland
gelicht, onder
voorwendsel
dat geen ingezetenen van Holland
geëxecuteerd
mogen
worden zonder dat daartoe eerst een attache
ten laste van hen door het Hof van
Holland is afgegeven. De
RvS
had geklaagd bij de
Gecommitteerde Raden van
Holland
over het verlenen van het mandement. Zij
hadden deze
zaak
hierna in de vergadering van de
Staten van
Holland
gebracht. Door tijdgebrek was hierover voor
het ontbinden van de
vergadering nog niet beslist. De RvS heeft er daarna ernstig bij de
pachters op aangedrongen af te zien van het
genoemde mandement penaal, waarin ze hebben toegestemd op
voorwaarde
van een maand uitstel van executie. De RvS zou graag
de
mening van HHM hierover vernemen.
HHM besluiten dat de RvS de pachters en deelgenoten de verzochte maand uitstel moet toekennen, op voorwaarde dat zij afzien van het mandement. De RvS dient erop toe te zien dat zij daarna geen tweede mandement poenaal verkrijgen.
16
Eysinga voert aan dat
Gerardt
Mars, gecommitteerde van de
graaf
van
Oldenburg, zich heeft gemeld. Hij verzoekt HHM ten
eerste
de graaf, zijn landen en onderdanen een akte van
neutraliteit te verlenen met daarbij de verklaring dat ingeval de
keizer het graafschap zou
verlaten, HHM hun
militie daar niet zullen inkwartieren. Ten tweede
klaagt
hij over de overlast en afpersing in het graafschap
door
het in
Steenwijk gelegerde garnizoen. Z. Exc.
heeft daaraan
toegevoegd dat
commandant
Westerbeeck, door de
graaf
aangesproken
over de overlast in het graafschap, in plaats van dit ter harte te
nemen, de graaf een scherpe brief met dreigementen had
geschreven.
HHM besluiten op het eerste punt de graaf voor zijn persoon, zijn huishouden, officieren alsmede zijn landen en onderdanen als neutraal te zullen beschouwen, wat zij altijd zijn geweest. Daarvan zal aan de graaf een passende akte worden gegeven, met de verklaring dat men van deze zijde de neutraliteit oprecht heeft onderhouden wat betreft het Duitse Rijk en HHM de intentie hebben dat te blijven doen. Verder is deze
staat niet van zins het graafschap met een inkwartiering te belasten zolang de graaf en zijn onderdanen zich neutraal
houden.
Maar mochten vijanden van deze staat het graafschap komen te
bezetten,
dan zullen HHM deze vervolgen en aanvallen. Ten tweede wordt Z.Exc.
verzocht de moeite te nemen maatregelen te treffen ten aanzien van
de
overlast van het garnizoen van Steenwijk en de door de commandant
geuite dreigementen, zoals Z.Exc. tot behoud van de reputatie van
het
land en de krijgsdiscipline goedacht.
17
Rantwyck en andere gedeputeerden van HHM hebben conform de
resolutie van 26 jan. aan Z.Exc. de inhoud van het schriftelijke
rapport van
Van
de
Cappelle meegedeeld. Dit handelt over het
verschaffen van een maand gage voor de troepen onder
graaf
Willem in [
Gulik en
Kleef]
de beraming deze maand van een betere wijze van opbrengen van
het geld tot het onderhoud van deze troepen,
alsmede van de betaling die inmiddels uit de particuliere
kredieten te
Wezel door Van der Cappelle en
Oenema is gedaan. Ten tweede
rapporteren de
gedeputeerden te hebben gesproken met Z.Exc. over het voornemen
van
de vijand ten aanzien van schans
Efferen. Ten
derde laten
ze
weten dat Z.Exc. hun de inhoud van een brief van de graaf en
andere
zaken heeft meegedeeld, inhoudend dat de
hertog van Palts-Neuburg de
bewoners van
de steden
en van het platteland van
Mark en
Berg heeft verboden
contributies op te brengen tot onderhoud van de voornoemde troepen.
De graaf
heeft
de steden en dorpen van het Land van Kleef, die
niet
door staats garnizoen zijn bezet, zonder onderscheid
in de contributies aangeslagen. Vanwege wanbetaling
zijn inmiddels enkele officieren en rechters aan de westzijde van
de
Rijn, die volhielden niet te
zijn
gehouden aan de uitgeschreven contributies in verband met hun
verkregen
neutraliteit, opgehaald. Ten vierde zijn verschillende politieke
ambtenaren,
die
eerder door de hertog van
Palts-Neuburg in de
genoemde
gebieden waren aangesteld, na de inlijving van de
steden
afgezet en vervangen door anderen.
Ten vijfde zou de graaf graag weten hoe hij zich heeft op te
stellen
ten aanzien van het volk van de Katholieke Liga en van de
keizer.
HHM besluiten conform het advies van Z.Exc. op het eerste punt de RvS te verzoeken en te machtigen door ontvanger-generaal
Doublet een maand gage voor de troepen te laten lenen in
plaats van de halve maand waarin eerder is toegestemd. Het
voorschot
dat eerder is gegeven zal daarop wel worden gekort. Het geleende
geld zal in het geheel uit de contributies van
de
genoemde landen worden afgelost en door Van
der
Capelle en Oenema onder de soldaten
van
de troepen worden verdeeld conform de
regeling
die daarvoor eerder door hen werd bedacht en in werking werd
gesteld.
HHM
besluiten stilzwijgend aan het tweede punt voorbij te
gaan. Op het derde punt besluiten HHM de graaf te schrijven
alles in het werk te stellen en geen middelen te schuwen om
stedelingen en plattelanders van Mark en Berg naar
behoren bij te laten dragen
met een door de gedeputeerden van HHM te
Wezel vast te stellen tarief. Hetzelfde geldt voor
de steden en
gebieden van Kleef gelegen aan de oostzijde van de Rijn.
Vanwege de verkregen wederzijdse speciale neutraliteit moeten de
steden en plaatsen gelegen aan de west- of Kleefse zijde van de
Rijn,
als daar zijn
Xanten,
Kalkar,
Kleef,
Goch,
Kranenburg,
Sonsbeck,
Uedem,
Schravelen en
Monreberg, uitgezonderd blijven van de
contributies. Als de vijand in deze steden en gebieden
ondanks de neutraliteit zogenaamde "plackillos" heeft
geïnd, mag de graaf bij retorsie een
gelijke
som eisen. Alvorens daartoe over te gaan zal de graaf
zich
precies moeten laten informeren wat de vijand daar heeft genoten
en wanneer, en
dient hij deze
informatie
aan HHM te sturen. Na onderzoek zal hij een nadere opdracht tot
uitvoering ontvangen. De graaf zal de opgehaalde ambtenaren
van de
genoemde neutrale steden en gebieden voorlopig weer moeten
vrijlaten. Voorkomen moet worden dat het publieke woord van deze
zijde wordt geschaad terwijl daarbij de
vijand de gelegenheid krijgt de genoemde steden, plaatsen
en
landen opnieuw in te lijven. Op het
vierde punt besluiten HHM dat de graaf zich niet mag bemoeien met
het
ontslag of de aanstelling van politieke ambtenaren, hij
moet dat overlaten aan de Kleefse raden en degenen die door
Van
der
Capelle en Oenema hiertoe zijn
aangesteld. Op het vijfde punt besluiten HHM dat hij het volk van
de
Liga en van de
keizer dat niet op de
Veluwe is geweest, niet
mag
aanvallen om geen aanleiding te geven tot verbreking
van de neutraliteit.