27 - 02 - 1630
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Hubert van Hocht, koopman te Dordrecht, wordt paspoort verleend voor acht
maanden, om in
die
periode zo dikwijls als nodig is op en neer naar
Brabant,
Vlaanderen,
Gelderland en elders
te
reizen.
2
Willem Dircxsz. Tongervelt, procuratie hebbend van
Claesgen
Feyckers, weduwe van
Hendrick
Hillebrantsz. en tegenwoordig getrouwd met
Frans
Garcksz., verzoekt uit kracht van het testament van
Hendrick Hillebrantsz. onder borgstelling
het geld te mogen innen dat door de overledene op de vloot van
admiraal
L'Hermite is verdiend.
HHM winnen, alvorens hierover te besluiten, eerst informatie en advies in bij commies
Verhaer.
3
David de Solenne, kwartiermeester van het regiment van graaf
Ernst
Casimir, verzoekt om een beloning voor de tijd
dat
hij als kwartiermeester-generaal heeft gediend bij het kwartier
van de graaf.
HHM stellen dit verzoek ter hand aan de RvS.
4
Werkmeester
Adriaen Pauwelsz. verzoekt een assignatie van 10.700 pond op
de
ordinaris consenten van de provincie
Holland
. Deze
som
is besteed aan het maken van twintig dubbele hutten in het fort
boven
Rees, alsmede aan 21 gelijke hutten in het fort
Crèvecoeur en
Empel.
HHM gaan hier niet op in.
5
Cornelis Allartsz., poorter van de stad Hoorn heeft zijn gezondheid verloren in
's lands dienst als bottelier onder kapitein
Schellinchout. Hij verzoekt zijn
gage als
bottelier te
mogen behouden, wanneer hij niet langer in dienst zou kunnen
blijven.
Alvorens te besluiten winnen HHM informatie en advies in bij de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
.
6
Ontvangen is een brief van het
Hof van Gelderland
d.d. Arnhem 30 jan. o.s. Het Hof verzoekt in het gat van
Harwerden een klein oorlogschip te mogen leggen, om de overkomst van de
vijand in de
Tielerwaard te beletten.
HHM winnen advies is bij de RvS, alvorens hierover te besluiten.
7
Ontvangen is een brief van de
Admiraliteit te Rotterdam
d.d. 22 feb. met informatie en advies over het op 14 feb.
bij HHM
ingediende verzoek van
mr.
Gualterus van Castrichom,
fiscaal, en
Ferdinand Aleman, secretaris. Zij
klagen over de
repartitie die door de genoemde
Admiraliteit is gemaakt van de opbrengst van een schip dat op de
vijand is veroverd door de kapitein waarmee de supplianten hebben
gevaren. Zij houden vol dat zij naar rato van hun gage behoren te
delen
in
de buit, namelijk de fiscaal tegen 75 en de secretaris tegen 55
gld.
per maand, in plaats van de 30 gld. die ieder van hen is toegekend.
HHM houden vast aan de repartitie van het buitgeld zoals die door de Admiraliteit is gedaan.
8
Ontvangen is een brief van de
Admiraliteit te Rotterdam
d.d. 16 feb., met informatie en advies over het verzoek van
Adriaen Repelaer, konvooimeester
te
Dordrecht, alsmede verschillende bijlagen.
Deze brief met bijlagen alsmede enkele andere stukken zullen ter hand worden gesteld aan
Brunincxs,
Gerestein en
Terculen. Zij zullen deze
onderzoeken en
hierover
rapport uitbrengen.
9
Noortwijck deelt ter vergadering mee dat de gedeputeerden van
de provincie
Utrecht bij Z.Exc. aandringen op
uitvoering van
het retranchement en de verdere fortificatiewerken aan de
Grebbe op
de
Veluwe in de provincie
Utrecht.
HHM stellen een beslissing uit. De provincies
Gelderland,
Friesland,
Overijssel en
Groningen verklaren niet te kunnen toestaan dat
wordt besloten zonder hun principalen
hierin
te kennen.
10
Ontvangen is het schriftelijke antwoord van de
Admiraliteit te Amsterdam
d.d. 23 feb. op de brief van HHM d.d. 9 feb. betreffende de rechtspraak over een fluitschip met een zoutlading. Dat schip was door de Admiraliteit vrij verklaard en daarna door de
Admiraliteit te Rotterdam
weer gearresteerd onder het voorwendsel dat er nieuwe, belastende stukken en feiten waren gevonden voor schip en lading.
HHM stuurt aan de Admiraliteit te Rotterdam een kopie van het antwoord van de Admiraliteit te Amsterdam, met de verklaring dat HHM dit goed gefundeerd achten. HHM bevelen de Admiraliteit te Rotterdam het schip en de lading binnen veertien dagen uit het arrest te
Vlissingen te ontslaan. Blijft zij in gebreke, dan zullen HHM dat zelf
onmiddellijk doen.
11
HHM besluiten de compagnie van kapitein
Golstein die kapitein
Landsberg is
opgevolgd en
tegenwoordig staat gerepartieerd op de provincie
Holland
, te verwisselen met de
compagnie van kapitein
Mansaert
die kapitein
Claude Martijn is opgevolgd en op
de
provincie
Utrecht
is
gerepartieerd.
Golstein is voortaan gerepartieerd op
de
provincie Utrecht en kapitein Mansaert met zijn
compagnie op Holland.
HHM bevelen de kapiteins en verzoeken de Staten van Holland en de Staten van Utrecht zich hiernaar te voegen.
12
Naar aanleiding van de mededeling van
Tercuilen besluiten HHM dat
Quirijn de
Blauw,
commandant te Coevorden, gemaand zal worden de aangehaalde
goederen
van
Swaene Claes uit het arrest te
ontslaan. HHM
hadden namelijk op 24 juli 1629 begrepen dat de goederen kwalijk en
ten
onrechte door de soldaten van de commandant te
Steenwijk waren aangehaald, nisi causam.
13
Huissen, gecommitteerde raad ter Admiraliteit
in
Zeeland, deelt HHM ter vergadering mee dat de
Admiraliteit
van
ontvanger-generaal
Doublet een assignatie zou hebben
gekregen
van 40.000 gld. op de quote in het tweede miljoen waarom de
provincie
Utrecht
is verzocht ter
ondersteuning van de
oorlog
te water. Hij had, toen hij bij gelegenheid in
Utrecht
was,
de
Gedeputeerde Staten van
Utrecht
om
betaling van de genoemde assignatie gevraagd, maar ze hadden zich
geëxcuseerd, ten eerste vanwege de invasie van de vijand op de
Veluwe verleden zomer, ten tweede omdat het
consent
van het genoemde tweede miljoen door de Staten was voorbehouden aan
de
voortgang van de assurantiekamer. Zij konden zich daarvan niet
ontheffen, zonder daartoe nadere last van hun principalen te
hebben.
Huyssen verzoekt HHM nader te reguleren dat de
Admiraliteit in Zeeland de
genoemde
assignatie betaald krijgt, omdat het gezien de huidige sombere
situatie van dit College, niet mogelijk zal zijn de hun opgelegde
equipage ter zee te effectueren.
HHM zullen afzien van een brief aan de Staten van Utrecht waartoe gisteren is besloten. De gedeputeerden van Utrecht wordt verzocht de mening van HHM met brieven te ondersteunen en te bevorderen dat deze zaak bij de aanstaande vergadering en op de Landdag van de Staten van Utrecht wordt uiteengezet en tot een goed einde wordt gebracht. Mocht dit onverhoopt toch op problemen stuiten, dan zullen HHM zich er nader voor inspannen.
14
Rantwijck en andere gedeputeerden van HHM rapporteren conform
de resolutie gisteren bij
Vane,
ambassadeur van de koning van Groot-Brittannië,
te zijn geweest. Die
heeft
een repliek ingediend1 op het antwoord van HHM van 5
feb.
naar aanleiding
van diens op 12 jan. in de vergadering ingediende voorstel.
In hun antwoord geven HHM aan voortzetting te wensen van het eerder met de
koning van Groot-Brittannië gesloten traktaat van
Southampton, waarvan
het
belangrijkste doel de
teruggave van de
Palts en
vrijheid
van die staat was. Vane vindt het antwoord van HHM onder de
omstandigheden onbevredigend. De koning wil in verband met
huidige traktaat met Spanje uitkomen voor de
intentie van het traktaat van Southampton en niets besluiten
wat deze alliantie schaadt. Hij verlangt van HHM dezelfde
opstelling. De koning heeft
dit helder op schrift
gesteld
en verwacht van HHM ook een schriftelijke verklaring, aldus de
repliek van
Vane.
HHM zullen de ambassadeur laten weten dat wanneer hij HHM iets heeft mee te delen, hij zijn
secretaris de president om een audiëntie kan laten verzoeken. De repliek zal worden bekeken en vergeleken met
het
traktaat van Southampton. Onderzocht zal worden of teruggave van de
Palts de aanleiding en het doel van het
genoemde
traktaat is. Verder zal ook het antwoord van HHM van 5 feb. worden
onderzocht. Daarna zal een dupliek op bovenstaande repliek worden opgesteld.
15
Noortwyck rapporteert conform de resolutie van HHM met Z.Exc.
nader te hebben gesproken over het advies van de RvS van 22 feb.
over de klachten van die van
Essen
over de door
het ingekwartierde voetvolk en de
ruiterij
aldaar gepleegde excessen. Het advies luidde dat de stad Essen
van een deel van dit volk
zou
moeten worden ontlast. Om dat te kunnen doen, zou vooral gelijkheid
dienen te worden aangehouden in de contributies. Daarom zouden de
contributies in de landen van
Berg,
Mark,
Kleef,
Ravensberg en andere steden, landen en plaatsen
aan de
westzijde van de
Rijn, op gelijke wijze als die
aan de
oostzijde van de Rijn gevorderd en geïnd moeten worden. Dit zou op
de gebruikelijke wijze moeten gebeuren, ware het niet dat enkele
van
deze
steden aan de westzijde van de Rijn in sauvegarde of neutraal waren
en
eerder niets afdroegen aan de vijand. De RvS acht de aanspraken op
kost en drank voor de
soldaten
en in "gastladingen" waarover Essen klaagt, inderdaad
onredelijk.
Zolang de
contributies nog geen ingang hebben gevonden, zullen zowel de
officieren als soldaten zich aan de regels moeten houden,
die
door de gedeputeerden te
Wezel met kennis en
instemming van
graaf Willem zijn
opgesteld. Dit
betekent voor de soldaten een pond brood
en
een kan bier per dag. De proviand voor de kapiteins, luitenants,
vaandrigs en
sergeanten is afhankelijk van de waarden en waardinnen waar zij
logeren. De RvS begrijpt dat de
regering van
Düsseldorf, ongeacht de neutraliteit
die hun onlangs onder bepaalde voorwaarden door HHM in het
vooruitzicht is gesteld, de inning van deze
contributies
zoveel
mogelijk
tracht te beletten. De regering heeft op straffe van brand de
beambten in het
Land van Berg aangeschreven geen contributies te
betalen omdat zij zoveel jaren het onderhoud van de Spaanse
troepen
hebben verzorgd. Düsseldorf zou per brief scherp gemaand moeten
worden zich niet langer met dit
ingekwartierde volk te bemoeien zoals zij eerder deed met het
krijgsvolk dat vanuit andere kwartieren daarheen kwam. Verder
mag de stad zich niet bemoeien met het innen van de contributies,
noch de
inning hiervan direct of indirect verhinderen. De eerder in het
voorzicht gestelde neutraliteit zou dan niet doorgaan.
Wat betreft de klachten van de stad Essen met de leverantie van haver en hooi voor de paarden belast te zijn meent de RvS dat aan de graaf geschreven zou moeten worden de stad daarmee niet te belasten. Hij zou moeten reguleren dat de benodigde foerage aan hooi en haver voor de in Essen ingekwartierde ruiterij op de contributies van het land en het stift Essen in mindering worden gebracht. Aangaande de klachten over de vaandrig van kapitein
Boenen meent de RvS dat kolonel
Loo die
te Essen commandeert gelast
zou moeten worden zich op de hoogte te stellen van het slaan van
een
burgemeester en een burger door de vaandrig. Naar bevind van
zaken
zal de vaandrig anderen ten voorbeeld, berecht en gestraft moeten
worden. Daarnaast zou kolonel Loo gelast moeten
worden maatregelen te treffen naar aanleiding van klachten over
diefstal, huisvredebreuk en ook daarin zou hij een voorbeeld
moeten
stellen.
Verder
zou aan kolonel Loo en de graaf geschreven
moeten
worden het biljetteren van soldaten aan de magistraat van
Essen
en andere magistraten over te laten, zonder de burgers met logies
van soldaten te
bezwaren, anders dan op de biljetten die zij zelf hebben gegeven.
Het is
vooral nodig het ingekwartierde krijgsvolk met de verstrekking van
een
maand soldij in toom te houden. Interpositie van het krediet door
de gedeputeerden van
Holland wordt daarvoor het beste middel
geacht.
HHM stemmen met het voorgestelde in, hoewel ze de omslag van contributies over de steden en landen aan de westzijde van Rijn in overweging houden. De RvS wordt verzocht en gemachtigd om
na bespreking van de punten van het bovenstaande advies met Z.Exc.
de
uitvoering hiervan ter hand te nemen. De gedeputeerden van Holland
hebben verklaard de interpositie van het krediet ter
betaling
van de maand soldij niet te kunnen toestaan.
16
Ontvangen is een brief van de
koning van Frankrijk d.d. Parijs 20 jan., waarin voor de
graaf van
Thorignij, de
dochter van de heer
Tournebu
die is verwekt bij de
dochter van de heer
van
Malderé, ten huwelijk wordt gevraagd.
HHM zullen ambassadeur
De Beaugij bij gelegenheid in beleefde termen laten weten dat deze
regering zich nooit op enige wijze bemoeid heeft met een huwelijk
van
een van de ingezetenen van dit land. Graaf de
Thorignij zal zich dus moeten wenden tot de voogden van
de
genoemde dochter van Tournebu die belast zijn met de zorg
en het gezag over
haar.
Alleen zij kunnen hierover beslissen.