02/03/1630

 
English | Nederlands

02 - 03 - 1630

Presentielijst:

Resoluties:

1 Cornelis Gerritsz. de Leeuw, scheepskapitein, verzoekt vanwege de zwaarte van zijn dienst gedurende de belegering van 's- Hertogenbosch en daarna een maandelijkse gage voor zichzelf van 30 gld. Verder verzoekt hij aan kostgeld voor zijn scheepsvolk 1 st. daags bovenop het ordinaris traktement, net zoals de kapiteins van de pleiten en hun volk krijgen.
Alvorens hierover te beslissen zal het advies van de RvS worden ingewonnen.

2 Priester Aert van de Velde verzoekt te mogen blijven wonen te 's- Hertogenbosch.
Er wordt geen resolutie genomen.

3 Noortwyck heeft in de vergadering de propositie die gisteren door Camerarius mondeling is gedaan, schriftelijk ingediend.
Er wordt geen resolutie genomen.

4 Ontvangen is een missive van de burgemeesters, schepenen en de raad van de stad Wezel d.d. Wezel 13 februari. Zij klagen erover dat de veerschipper op het traject Wezel- Emmerik [Emmerich] over de Rijn van vijandelijke zijde erg wordt lastiggevallen en gerantsoeneerd. Zij verzoeken HHM zich te beraden op de middelen waarmee de veerman en andere burgers van Wezel de wederzijdse neutraliteit gegarandeerd kan worden.
Alvorens hierover te beslissen zal het advies van de RvS worden ingewonnen.

5 Ruiter Govert Ingen Haff en Jan van Soest hebben zich in navolging van het schrijven van HHM in 's- Gravenhage vervoegd om HHM te berichten over het fort dat nabij Ruhrort zou worden aangelegd.
Schaffer en Cappelle uit de RvS zullen de suppliant horen over hun voorstel, daarover rapporteren aan Z.Exc. en de zaak voorts naar behoren afhandelen.

6 Brunincx en Veltdriel zullen namens HHM op 8 maart de vergadering van de Heren Negentien van de WIC te Middelburg bijwonen. Daartoe wordt hun een akte van autorisatie in debita forma verstrekt.

7 Ontvangen is een brief van vrouwe Sophia, koningin van Denemarken, d.d. Nykøbing 1 sept. 1629. Ze verzoekt om een paspoort voor vrijwijnen, benodigd voor haar hofhouding.
De koningin wordt een paspoort voor dertig tolvoeder vrijwijnen verleend, zoals haar zo nu en dan eerder conform de lijst werd toegestaan.

8 Ontvangen is een brief van Langerack d.d. Parijs 22 feb., waarin hij onder andere de mening van HHM polst of hij - net zoals de andere ambassadeurs residerend aan het hof van Frankrijk - de Franse koning op zijn reis naar Champagne moet volgen of niet. Zo ja, dan verzoekt hij HHM Jean Heuft, koopman te Rouen, te gelasten hem van het benodigde reisgeld te voorzien.
HHM zullen Langerack aanschrijven de koning te volgen, samen met de ambassadeurs van buitenlandse koningen, prinsen en republieken. Zij machtigen hem om ten laste van het land dagelijks 25 gld. op de genoemde Heuft te trekken gedurende zijn aanstaande reis, ter betaling van zijn extraordinaris onkosten.

9 HHM lezen het bericht van de aanwezige burgemeesters en andere gedeputeerden van Amsterdam, afgegeven op 1 maart naar aanleiding van het op 28 feb. bij HHM ingediende verzoek van de hoofdparticipanten in de WIC ter Kamer Amsterdam om uit de genomineerde hoofdparticipanten, bewindhebbers te kiezen. De afgelote voormalige bewindhebbers zullen uit alle besognes moeten worden geweerd. De intentie van de magistraat van Amsterdam is geen andere dan het octrooi op dit punt zo goed mogelijk na te komen en zij zullen hiertoe overgaan zodra zij vernemen dat dit ook in andere Kamers gebeurt. Oude bewindhebbers zijn om geen andere reden dan deze gehandhaafd.
Na het aanhoren van de verklaring van Bas besluiten HHM de aanwezige gecommitteerden van de genoemde hoofdparticipanten in de vergadering van HHM beleefd aan te zeggen dat HHM het octrooi van de Compagnie op alle punten en artikelen willen navolgen. De hoofdparticipanten moeten daarom zo snel mogelijk uit de mede-hoofdparticipanten een bewindhebber kiezen. HHM zullen de magistraat van Amsterdam aansporen om de electie waarom wordt verzocht te doen en Bas zal deze ondersteunen. Daarnaast zullen HHM ook de verschillende provincies, steden en leden schriftelijk manen om de verandering conform het genoemde octrooi in hun Kamers en haar gecommitteerde bewindhebbers door te voeren. Ook zal geschreven worden aan de WIC ter Kamer Amsterdam Hoochcamer alsmede andere afgelote bewindhebbers te weren op de aanstaande vergadering van de Heren Negentien op 8 maart te Middelburg. De aldaar presiderende gedeputeerden van HHM zullen daarop moeten toezien. De gedeputeerden van de provincie Utrecht verklaren dat bewindhebber Pauw zes jaar lang vanwege de Staten van Utrecht staatsgewijs in de Kamer te Amsterdam zitting heeft gehad. Zij zijn gelast om de resolutie van hun principalen na te komen zonder daarin een verandering toe te staan, maar hebben er geen bezwaar tegen dat de Staten van Utrecht hierover worden aangeschreven opdat ze net zoals de anderen, hun bewindhebber vervangen conform het veertiende artikel van het octrooi van de WIC.

10 Het rapport van thesaurier-generaal Van Goch over de declaratie van generaal Nispe en resident Aissma wordt gehoord. Hem wordt om nader onderzoek en advies verzocht.

11 Noortwijck deelt ter vergadering mee dat de Staten van Utrecht ondanks het verzoek aan hen van HHM op 11 jan., doorgaan met het korten van de eerste maand gage op de charge van de nieuwe kapiteins bij het verkrijgen van hun compagnie die conform de staat van oorlog op Utrecht is gerepartieerd.
HHM zullen nogmaals aan de Staten van Utrecht schrijven de resolutie van HHM te resumeren over het korten van de eerste maand gage op de charge van de kapiteins wanneer zij een vacante compagnie krijgen. Zij dienen de gage aan de kapiteins uit te betalen volgens de order van het land die tot nog toe door de verschillende provincies eendrachtig is nagevolgd. De gedeputeerden van Utrecht verklaren niet te weten van de korting, en verzoeken HHM hun principalen daarover niet te schrijven of te ordonneren, alvorens HHM daarover volledig zijn ingelicht.

12 Gerestein heeft HHM bekendgemaakt dat Pieter van Gestel, voormalig rentmeester van de clarissen te 's- Hertogenbosch voor een periode van zes jaar tegen een geringe prijs aan een schepen uit dezelfde stad een huis verhuurt, dat eigenlijk het clarissenklooster toebehoort. Dit huis is indertijd door de rentmeester gedurende een gedeelte van zijn traktement bewoond. De schepen wenst de huur te continueren, maar aangezien HHM pensionaris Sons in plaats van Gestel in het rentmeesterschap van de H. Clara op het oude traktement hebben aangesteld, verzoekt hij HHM ervoor te zorgen dat Sons evenals zijn voorgangers het huis in de functie van rentmeester kan bewonen.
HHM winnen hierover het advies van de RvS in.

13 Volckert Momma, last en procuratie hebbend van Nicolaes Budier, laat weten dat de Admiraliteit te Amsterdam die het schip en de zoutlading van de suppliant op zee in beslag had genomen en te Vlissingen had opgebracht, deze uit arrest hebben ontslagen. HHM vernamen op 27 feb. dat door dit College terecht was geprocedeerd. De Admiraliteit te Rotterdam had echter ten tijde van de sollicitatie in prejuditie van het vonnis onder het voorwendsel van nieuwe feiten ten laste van het schip en de goederen, op vreemde wijze, hangende het beraad van HHM en zonder medeweten van de suppliant met de verspreiding van biljetten aan enkele kooplieden in plaats van door middel van de gebruikelijke aanplakbiljetten, het zout op 19 feb. te Vlissingen verkocht. De suppliant vraagt HHM daarom de verkoop als onwettig en impertinent teniet te willen doen. Daarnaast vraagt hij HHM Jan Bastiaensz. te Vlissingen die het zout in bewaring heeft, nadrukkelijk te bevelen daaruit geen leveranties aan kopers te doen of, ingeval dat reeds is gebeurd, het geld daarvan de suppliant te doen toekomen.
HHM zullen aan de Admiraliteit te Rotterdam schrijven om vanwege de ongerijmde procedures en conform het vonnis van de Admiraliteit te Amsterdam, het schip en de zoutlading te ontslaan ten gunste van de suppliant. Ze verklaren de verkoop van het zout op 19 feb. ongeldig en gelasten de equipagemeester Jan Bastiaensz. daarvan niets te verkopen. De fiscaal van de Admiraliteit moet bevorderen dat deze resolutie op alle punten wordt nagevolgd, anders zullen HHM maatregelen tegen hem treffen. Indien toch zout is geleverd, moet het geld daarvan direct aan de suppliant worden gegeven.

14 HHM resumeren het nadere verzoek van de crediteuren van de administrator van Maagdenburg om betaling van hun achterstallen.
De RvS dient ontvanger-generaal Doublet te machtigen om de in gebreke blijvende provincies voor wat betreft de subsidies aan Denemarken, voor een tijd van zes maanden het bedrag te lenen dat de genoemde crediteuren van de administrator tegoed hebben. HHM hebben aangenomen dat namens hem te betalen. HHM verzoeken de gedeputeerden van Holland hun krediet voor de ontvanger ter waarde van de genoemde som te interponeren. De RvS zal ondertussen alle denkbare middelen ter hand nemen om de provincies die het minst hebben betaald in het subsidie op gelijke voet te brengen met de meest betalende om daaruit de benodigde som alsmede andere te betalen.

15 HHM horen het rapport van Brunincx, Gerestein en Terculen, die conform de resolutie van HHM van 27 feb. het nadere advies van de Admiraliteit te Rotterdam hebben onderzocht, dat op 16 feb. is opgesteld op het herhaalde, op 25 jan. bij HHM ingediende verzoek van Adriaen Repelaer, konvooimeester te Dordrecht. De suppliant vraagt om de betaalde rente van 6.626 gld. 3 st. in rekening te mogen brengen, mede gelet op de adviezen van de Generaliteitsrekenkamer in deze zaak d.d. 23 feb., 28 april, 13 okt. 1627, 7 feb. en 16 maart 1628 alsmede dat van de Admiraliteit d.d. 20 feb. 1627.
HHM honoreren het verzoek voor deze ene maal als gunst, op voorwaarde dat de suppliant binnen twee of uiterlijk drie weken kan aantonen, dat hij tot en met de maand feb. van dit lopende jaar zijn rekening met de Admiraliteit te Rotterdam vereffend heeft en alles aan ontvanger Van IJck heeft voldaan wat op zijn kantoor tot die tijd is aangegeven, op straffe van het verlies van het effect van dit besluit. Hij mag vanaf nu aan niemand meer krediet verlenen, maar moet zijn instructie op alle punten precies navolgen. Rode verklaart hiermee niet te kunnen instemmen, omdat hij de aanspraak van de suppliant niet gefundeerd acht, nog afgezien van de schade die hij hieruit vreest te ontstaan.