02/03/1630, 13

 
English | Nederlands

02/03/1630, 13

13 Volckert Momma, last en procuratie hebbend van Nicolaes Budier, laat weten dat de Admiraliteit te Amsterdam die het schip en de zoutlading van de suppliant op zee in beslag had genomen en te Vlissingen had opgebracht, deze uit arrest hebben ontslagen. HHM vernamen op 27 feb. dat door dit College terecht was geprocedeerd. De Admiraliteit te Rotterdam had echter ten tijde van de sollicitatie in prejuditie van het vonnis onder het voorwendsel van nieuwe feiten ten laste van het schip en de goederen, op vreemde wijze, hangende het beraad van HHM en zonder medeweten van de suppliant met de verspreiding van biljetten aan enkele kooplieden in plaats van door middel van de gebruikelijke aanplakbiljetten, het zout op 19 feb. te Vlissingen verkocht. De suppliant vraagt HHM daarom de verkoop als onwettig en impertinent teniet te willen doen. Daarnaast vraagt hij HHM Jan Bastiaensz. te Vlissingen die het zout in bewaring heeft, nadrukkelijk te bevelen daaruit geen leveranties aan kopers te doen of, ingeval dat reeds is gebeurd, het geld daarvan de suppliant te doen toekomen.
HHM zullen aan de Admiraliteit te Rotterdam schrijven om vanwege de ongerijmde procedures en conform het vonnis van de Admiraliteit te Amsterdam, het schip en de zoutlading te ontslaan ten gunste van de suppliant. Ze verklaren de verkoop van het zout op 19 feb. ongeldig en gelasten de equipagemeester Jan Bastiaensz. daarvan niets te verkopen. De fiscaal van de Admiraliteit moet bevorderen dat deze resolutie op alle punten wordt nagevolgd, anders zullen HHM maatregelen tegen hem treffen. Indien toch zout is geleverd, moet het geld daarvan direct aan de suppliant worden gegeven.