13
Volckert Momma, last en procuratie hebbend van
Nicolaes
Budier, laat weten dat de
Admiraliteit te
Amsterdam
die het schip en
de
zoutlading van de suppliant op zee in beslag had genomen en te
Vlissingen had opgebracht, deze uit arrest hebben
ontslagen. HHM
vernamen op 27 feb. dat door dit College terecht was geprocedeerd.
De
Admiraliteit te Rotterdam
had
echter ten
tijde
van de sollicitatie in prejuditie van het vonnis onder het
voorwendsel van nieuwe feiten ten laste van het schip en de
goederen,
op vreemde wijze, hangende het beraad van HHM en zonder medeweten
van de
suppliant met de verspreiding van biljetten aan enkele kooplieden
in
plaats van door middel van de gebruikelijke aanplakbiljetten, het
zout
op 19 feb. te Vlissingen verkocht. De suppliant vraagt HHM daarom
de
verkoop als onwettig en impertinent teniet te willen doen.
Daarnaast vraagt hij HHM
Jan
Bastiaensz. te
Vlissingen die het zout in
bewaring heeft, nadrukkelijk te bevelen daaruit geen leveranties
aan
kopers te doen of, ingeval dat reeds is gebeurd, het geld daarvan
de
suppliant te doen toekomen.
HHM zullen aan de Admiraliteit te Rotterdam schrijven om vanwege de ongerijmde procedures en conform het vonnis van de Admiraliteit te Amsterdam, het schip en de zoutlading te ontslaan ten gunste van de suppliant. Ze verklaren de verkoop van het zout op 19 feb. ongeldig en gelasten de equipagemeester Jan Bastiaensz. daarvan niets te verkopen. De
fiscaal van de Admiraliteit
moet bevorderen dat deze resolutie op alle punten wordt
nagevolgd, anders zullen HHM maatregelen tegen hem
treffen. Indien toch zout is geleverd, moet het
geld
daarvan direct aan de suppliant worden gegeven.