06/04/1630

 
English | Nederlands

06 - 04 - 1630

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Jan Allertsz, controleur te Makkum, verzoekt HHM de jaarlijkse toelage van 30.000 gld. te bekrachtigen die de suppliant door de Admiraliteit in Friesland op 21 jan. is toegekend.
HHM bekrachtigen deze toelage voor huishuur en verzoeken de Generaliteitsrekenkamer deze post door de ontvanger van de Admiraliteit in rekening te laten brengen.

2 HHM verzoeken de RvS zorg te dragen voor de uitbetaling van de twee eerste ordonnanties van de gezamenlijke extraordinaris kanonniers.

3 Henricus Hondius wordt toegestaan op de door hem in koper gesneden beeltenis van de koning van Frankrijk 1 het privilege van HHM te zetten.

4 Het voorschrijven voor Jasper Dapper, burger te Deventer, aan het stadsbestuur van Danzig [Gdansk] dat hem op 30 mei 1629 door HHM is verleend en toen niet is afgegeven, zal worden vernieuwd en gedateerd op vandaag.

5 De RvS heeft HHM de inhoud van een brief van de raden van State Van der Capellen en Oenema d.d. Wezel 2 april meegedeeld, alsmede van een brief van de magistraat te Duisburg en een van de magistraat te Essen. Ze betreffen de aanbesteding van de nieuwe fortificatiewerken te Wezel, aan de schans aan de Lippe, te Büderich, alsmede het werk aan de Rijnkant, de situatie van de ingekwartierde troepen en de klachten over de door hen gepleegde excessen bij de inning van de contributies in het Land van Berg en Mark.
HHM bedanken de RvS voor de informatie. Ze verzoeken de RvS zijn inspanningen voort te zetten wat betreft de in de brief en bijlagen genoemde zaken en te besluiten naar behoren. HHM vertrouwen erop dat de provincies het geld voor de maand soldij binnen de daarvoor aangewezen tijd opbrengen.

6 Het verzoek van de 24 scheepskapiteins staande op de repartitie van de Admiraliteit te Amsterdam om hun gage doorlopend te ontvangen ongeacht of ze in feitelijke dienst zijn, wordt geresumeerd.
Een beslissing wordt opgeschort.

7 De weduwe van Goossen Pallandt ontvangt een gift van 40 gld. Van dit bedrag zal haar ordonnantie worden verleend.

8 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 5 april naar aanleiding van de mededeling van thesaurier-generaal Van Goch aan HHM op 21 maart over de aanvulling van levensmiddelen te 's- Hertogenbosch na een dringend verzoek van Z.Exc.
HHM oordelen conform het advies de aanvulling hoognodig om alle ongemakken te voorkomen. De RvS wordt verzocht hier zorg voor te dragen. De rogge te Willemstad is niet van de Generaliteit, maar behoort toe aan de Staten van Holland .

9 HHM lezen het verzoek van Willemke Teunis, weduwe van Jan Tesyn, en Geertgen Beunus, moeder van Cornelis Dirxsz. Tesyn en Dirxsz. zijn met het schip onder kapitein Kees Jan Romer, staande op de repartitie van de Admiraliteit te Rotterdam , op zee verongelukt. De supplianten verzoeken om de gage die door beide mannen op het schip is verdiend.
Zij zullen zich voor een beslissing op hun verzoek moeten wenden tot de Admiraliteit te Rotterdam.

10 Naar aanleiding van het verzoek van Heemstede om een vergoeding voor de hem en zijn gevolg alsmede de door ambassadeur Joachimi geleden brandschade, verzoeken HHM de gedeputeerden van de provincies die geen last daartoe hebben, zich op deze zaak te willen laten gelasten om een eind te maken aan de onzekerheid voor Heemstede.

11 De kapiteins Malaguet, Durefort en Boisgrenier verzoeken om uitbetaling van hun acht maanden achterstallige soldij.
HHM zullen daarover met de ontvanger spreken.

12 De gedeputeerden van Holland, gemaand om 30.000 pond te verschaffen in mindering op hun quote in de door HHM voor de ingekwartierde troepen toegestane maand soldij, verklaren dat de Gecommitteerde Raden van het Zuiderkwartier bezig zijn het geld bij elkaar te krijgen. Ze vertrouwen erop dat de 30.000 pond op dinsdag aanstaande klaar ligt. De gedeputeerden van de andere provincies worden gemaand ervoor te zorgen dat hun quoten ook op de aangewezen datum worden verschaft.

13 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 3 april over de bij de Admiraliteit te Rotterdam ingediende en op 2 april aan HHM toegestuurde memorie van de officieren van de konvooien te Geertruidenberg. De memorie betreft de te nemen tegenmaatregelen naar aanleiding van het plakkaat van de vijand om de handel op de steden aan deze zijde te beletten. De RvS adviseerde HHM op 12 maart over hetzelfde plakkaat tegenmaatregelen te treffen, ook alle overlandse handel op de vijandelijke steden te verbieden, uitgezonderd het vervoer van de eigen gewassen door de landlieden onder contributie zoals tot op heden. De RvS blijft bij het eerdere advies en verzoekt HHM dat desgewenst te bespreken. Daarnaast geeft de RvS HHM in overweging om - aangezien de vijand de rivieren tot groot ongerief van de ingezetenen van dit land gesloten houdt voor hout, ijzer en kalmijn - toe te staan de rivieren van deze zijde te sluiten voor de Noordse waren waaraan de vijand groot gebrek heeft.
HHM nemen dit in overweging.

14 Ontvangen is een brief van de Admiraliteit te Amsterdam d.d. Amsterdam 5 april, met informatie over de situatie van het kantoor van de konvooien en licenten te Wezel, en de aldaar door enkele heren van de Admiraliteit te Rotterdam in het nadeel van de Admiraliteit te Amsterdam genomen maatregelen.
Een beslissing op dit punt wordt opgeschort totdat de gedeputeerden van HHM over dit kantoor hebben gerapporteerd.

15 Ontvangen is een brief van de Gedeputeerde Staten van het Kwartier Veluwe d.d. Arnhem 23 maart o.s., met de reden waarom zij het geld bestemd voor het subsidie van de Admiraliteit hebben aangewend voor de over de IJssel en de Nederrijn geslagen bruggen.
Er wordt geen resolutie genomen.

16 HHM resumeren het advies van de RvS d.d. 21 feb. over het verzoek d.d. 9 feb. van de vijf jongste prinsessen van Portugal2 ter continuering van het pensioen van 2.500 gld. dat hun moeder tot haar overlijden van het land heeft ontvangen.
Dit wordt in beraad gehouden.

17 HHM lezen het bericht van de RvS d.d. 4 april betreffende het tweede lid van de apostille van HHM d.d. 16 januari. Het Prinsenland heeft tot op heden aan de vijand contributie betaald, waarvan ze aan deze zijde uit kracht van een octrooi vrijgesteld waren. De RvS heeft in 1629 toegestaan ten dienste en profijte van het land de verpachting van de generale middelen aldaar te doen. Z.Exc. heeft de RvS daarna laten zien hoe schadelijk dit zou zijn, aangezien de vijand op de soevereiniteit van Prinsenland als behorende tot Breda, ook aanspraak maakt. De vijand zou er aanleiding in kunnen zien hetzelfde te doen. Daarmee zouden niet alleen die van Prinsenland van beide zijden teveel worden belast, ook zou de soevereiniteit die HHM nog bezitten aanleiding geven tot twist. Van deze zijde wenst men van Prinsenland niet meer te ontvangen, dan de andere zijde gegeven werd. Anders zal de vijand op zijn beurt de contributies ook verhogen. Om deze reden heeft de RvS een akkoord gesloten met die van Prinsenland, om 2.400 gld. ineens te betalen en ordinaris 1.800 gld. jaarlijks, zoals HHM zullen kunnen zien uit de resoluties van de RvS van 24 maart en 29 juni 1629. Aangezien HHM over hetgeen is besloten nader geïnformeerd wensten te worden en wilden weten of die van Prinsenland niet meer zouden moeten geven, laat de RvS door zijn gecommitteerden die nog op pad zijn nadere informatie inwinnen. Als zij gerapporteerd hebben zal de RvS HHM van advies dienen.
HHM verzoeken de RvS ten eerste na ontvangst van het rapport van de gecommitteerden hen nader te informeren over de kwantiteit en de kwaliteit van het Prinsenland met de bijbehorende zaken. Ten tweede willen ze weten waaronder Prinsenland indirect ressorteert, welke middelen eigenaars aldaar heffen ter betaling van de redemptie en welke middelen aldaar ingevoerd kunnen worden.

18 Er wordt nogmaals besproken waaruit het traktement van de heer van Brederode als gouverneur van 's-Hertogenbosch zou kunnen worden betaald, alsmede het pensioen aan de heer van Dyden waarin is toegestemd.
HHM blijven bij hun eerdere resoluties. De gedeputeerden van Holland hebben hun verklaring inzake beide punten vernieuwd.

19 De gisteren ontvangen brief van de Bewindhebbers van de VOC ter Kamer Amsterdam wordt geresumeerd. Hierin wordt HHM verzocht om de dag van beschrijving om voor HHM te 's- Gravenhage te compareren ter bespreking van de contractatie te vervroegen van 1 juni naar 1 mei.
HHM zullen de Staten van Zeeland hiervan op de hoogte stellen, met de verklaring dat HHM hiertoe bereid zijn, tenzij de Staten van Zeeland daartegen bezwaar hebben. Ze moeten dat dan zo snel mogelijk laten weten. Zo niet, dan zal de vergadering worden vervroegd.

20 Secretaris Huijgens compareert ter vergadering. Hij deelt HHM het volgende mee. Ten eerste dat Z.Exc. de RvS heeft geïnformeerd over de inhoud van een brief van graaf Willem van Nassau. De ingekwartierde troepen te Duisburg staan op het punt van muiterij vanwege het ontoereikende levensonderhoud, ondanks dat Van der Capelle en Oenema aan deze troepen eerder 2.800 pond hebben verstrekt. Maerten van Juchen heeft de troepen een tijd lang onderhouden met brood ten bedrage van 12.000 pond, die te 's- Hertogenbosch werden geleend en terugbetaald moeten worden. Daarnaast heeft de RvS opdracht gegeven tot de verstrekking een maand levensmiddelen voor de ingekwartierde troepen. Ten tweede deelt Huijgens HHM de inhoud van een plakkaat mee van 9 maart. Dit houdt een verbod in aan eenieder met leengoederen in de kwartieren Oisterwijk, Kempenland, Maasland en Peelland om aan iemand anders dan HHM trouw te betuigen of brieven investituur te ontvangen, op straffe van 200 gouden realen. Dit alles is direct in strijd met het plakkaat dat door de in 's- Gravenhage residerende Raad van Brabant op 15 feb. is uitgevaardigd. Ten derde heeft de secretaris bij HHM geklaagd dat de Raad van Brabant middelen noch de gelegenheid heeft om de compagnie ruiters van markies de Rouillac en Sir Tomas Lucas uit te betalen. Ten vierde meldt hij dat de onbetaalde burgers van Breda ongeduldig verzoeken om betaling. HHM zou hun zaak serieus in overweging moeten nemen.
HHM nemen het eerste punt ter kennisgeving aan. Ten tweede wordt het genoemde plakkaat ter informatie gestuurd aan de gedeputeerden van HHM te Tilburg. Een beslissing zal pas worden genomen wanneer de besprekingen met de vijandelijke gecommitteerden zal zijn beëindigd en daarover is gerapporteerd. Op het derde punt verklaren HHM ter betaling van de compagnie ruiters geen ander middel te kunnen bedenken dan alle provincies hun quote in het consent waartoe zij in de petitie zijn verzocht te laten opbrengen. De RvS wordt gemaand de provincies die nog in gebreke zijn gebleven daartoe aan te sporen. Op het vierde punt zullen HHM nogmaals aan de Staten van Zeeland schrijven tegelijk met de andere provincies te betalen.

21 De gecommitteerden van Emden hebben HHM meegedeeld dat ze te weten waren gekomen dat Sixtus van Amama, afgezant van de graaf van Oost-Friesland in 's- Gravenhage was aangekomen. Zij waren geïnformeerd dat hij aandrong op een beslissing over de klachten van de graaf van Oost-Friesland van nov. 1629 over de handelwijze van hun principalen jegens officieren van de graaf, zijn goederen en de opgezetenen op het platteland in de afgelopen periode. Zij verzoeken HHM hier niet op in te gaan, aangezien zij hierin niet door hun principalen zijn gelast, noch gelast zullen worden voordat ze tevreden zijn gesteld op de volgende hoofdpunten: het verbod van secrete commissie, de huldiging van de graaf als heer, de heffing van de bieraccijns te Emden en de betaling van hun achterstallen aan de graaf. Zij excuseren zich voor het niet schriftelijk indienen van de memorie, ondanks dat president Rantwyck dat wel had geëist. Zij nemen afscheid en keren naar Emden terug zodra zij van HHM een resolutie hebben gekregen op hun mondelinge propositie.
HHM besluiten alvorens de resolutie te nemen, deze door Rantwyck aan Z.Exc. mee te laten delen.

22 Daarna is Amama ter vergadering gecompareerd. Hij geeft HHM te kennen dat hij weet dat de gedeputeerden van Emden van plan zijn te vertrekken zonder te antwoorden op de in nov. 1629 bij HHM ingediende klachten van de graaf van Oost-Friesland. Hierbij wordt nog gevoegd hetgeen de ambtman, kanselier Wiarda en een schipper die Amama hierheen had vervoerd was overkomen. Amama verzoekt HHM uit kracht van de onderlinge traktaten tussen de graaf en de stad op de genoemde klachten te beschikken. Hij zal zich hieraan uit naam van zijn heer, onderwerpen.
Er wordt geen resolutie genomen.

1 Het portret is nr. 223 in Dutch & Flemish Etchings Hondius ,160-161.