9
Rantwijck en de anderen die d.d. 17 feb. zijn gecommitteerd in de
kwestie
Hamburg doen verslag. Zij hebben de
gezanten
van Hamburg moeten zien te bewegen, vanwege de teruggave van het
koper, af te zien van hun
verdere actie waarbij de stad 6¼ in
plaats
van 5 procent rente van de
Admiraliteit te
Amsterdam
wil hebben wegens de 100.000
gld. die de bank van
lening heeft verstrekt om het koper vrij te kopen. Tevens wil
Hamburg vergoeding van 5.687 gld. 10 st. over vervallen rente die
naast de 100.000 gld. betaald is en nog 612 gld. 4 st.
wegens
overige onkosten.
De gezanten van Hamburg volharden in hun verzoek en verwijzen naar een brief van HHM aan de Admiraliteit te Amsterdam d.d. 10 feb. 1626 waarin een percentage van 6¼ procent is genoemd.
Holland en
Overijssel verklaren dat de rente
betaald moet worden, evenals de
5.687
gld. 10 st., omdat de Admiraliteit het geld waarover de rente
betaald is, heeft gebruikt.
Zeeland verklaart
dat
op zijn minst dit laatste bedrag zou moeten worden
terugbetaald.
De Admiraliteit zal worden geschreven de gezanten spoedig te voldoen en de obligatie van 100.000 gld. te splitsen in zoveel parten als wenselijk. De obligatie is op naam van de crediteur op de houder gesteld en is slechts drie jaar geldig, conform eerdere resolutie. De gedeputeerden van
Utrecht en
Friesland blijven bij hun aangetekend
protest van 10 feb. 1626 en geven evenmin consent inzake de
splitsing.
De Staten-Generaal antwoorden1op de propositie van secretaris
Luntzman en mr.
Johan Brandt als
afgevaardigden van burgemeesters en raad van
Hamburg zoals in hun credentiebrieven van 12 aug. 1626 vermeld, als
volgt. Zij verklaren de
burgers of ingezetenen van Hamburg nooit in hun
privileges
en rechten te hebben willen aantasten, maar deze eerder naar
vermogen
te willen beschermen. HHM zien graag dat de onderlinge
handel wederzijds vruchtbaar wordt voortgezet en zetten zich
daartoe van hun kant in. Zij verwachten echter steun van
burgemeesters
en raad bij hun
pogingen
personen die proberen koper, ammunitie, touwwerk of
andere
contrabande uit Hamburg naar
Spanje,
Duinkerke
of elders te vervoeren met alle geoorloofde rechtsmiddelen te
stoppen.
Aangaande de teruggave van het koper, waartoe de Admiraliteit volgens de resolutie van 9 sept. 1625 opdracht heeft gekregen, volstaat men met wat dit College hiertoe heeft gedaan. Het College zal de gezanten een obligatie geven plus betaling van de jaarlijkse rente.
In hun propositie verzoeken de gezanten tevens nieuwe feiten te mogen inbrengen vanwege de hun toegestane revisie in de zaak van de twee Hamburgse schepen van de schippers
Caspar Smith en
Hendrick Mamken, die
door de
WIC
in vrije zee zijn genomen.
Smith is
bij
zijn verdediging niet voldoende gehoord.
Hierop zal naar behoren worden gelet voor zover dit rechtens is toegestaan en indien de revisie doorgang vindt.
23/02/1627, 9
1
Geïnsereerd in S.G. 3186.