17
De aanwezige afgevaardigden van de
Admiraliteit te Rotterdam
adviseren de verzochte paarden en runderen aan de huislieden op het platteland toe te staan tegen Bosch' licent en onder cautie.
HHM gaan akkoord, mits de borgtocht wordt gezuiverd.
Pieter Martens mag naar [de polder]
Bloemendaal één
merrie en
tien niet-drachtige runderen van twee en drie jaar brengen;
Adriaen
Thonissen Francke, idem twee merries, twee
melkkoeien,
zes hokkelingen en drie ossen van twee jaar;
Frans
Gillis, idem één merrie, zes hokkelingen en drie
runderen.
Maerten van Gent,
Cornelis Ariaenssen,
Jan
Laurenssen,
Huibert Vivres van
Osch,
Dirck van Clootwijck,
Aert Gerrits van
Haechoort,
Pleun Jacobs,
Goossen
Bomer,
Hendrick Goverts
en
Willem
Tonissen ieder twee merries naar
Babyloniënbroek
en
Hill in het Land van
Altena.
Adriaen Jacobs,
Jan Roloffs,
Jan
Pieters van
Gelder,
Philips Egberts
en
Hendrick Geraerts van den Bosch
ieder tien
hoornbeesten naar
Meeuwen voor begrazing van hun
land.
Mattheus Meutis,
Jan Stevenssen Cryllarts,
Jan
Janssen aende Oussen,
Jacob
Kievits,
Jan Kievits en
Dirck Ber
ieder
twee merries en twee magere runderen naar
Giessen
in het Land
van
Altena;
Pieter Hermanssen Pus,
idem twee
merries;
Cornelis van Donck,
Pieter
Pels,
Jan Pels,
Pieter
Sibrechts en
Laurens Teun
Roelen naar
Oosterhout ieder twee merries en twee
hoornbeesten;
Cornelis Beliarts
één
rijpaard
naar
Terheijden;
Jan
Adriaenssen
Dalen 25 magere ossen naar
Zevenbergen;
Jan
Matthijssen
twintig magere koeien of vaarzen naar
Besoijen;
Philips van Sevender twee merries
naar
Andel;
Huibert
Jorissen twee
merries naar
Sleeuwijk;
Jan
Willemsen en
Jan Pieters
ieder één
merrie naar
Veen;
Adriaen
van
Assen en
Geraert Abrahams
twee
merries
naar
Baarle; vijftien huislieden vijftien merries
naar
Oijen; de ingezetenen van
Veen
zestien merries en zestig runderen.