12
Op voorstel van
Schaffer laten HHM de RvS 90.000 pond van 40 groten per stuk van de
Generaliteit aan de
Staten van
Groningen
ten goede komen. De provincie heeft dit bedrag in 1627
voorgeschoten
voor het onderhoud van achtduizend waardgelders. Conform de op
14
juni 1627 door Z.Exc. en de afgevaardigden van de verschillende
provincies verleende akte moet het voorschot echter wel worden
verrekend met
enkele in
1626 en eerdere jaren voor de oorlog te land voorgestelde
consenten.
De heren van
Utrecht vragen een besluit hierover uit te stellen. De heren
van
Zeeland verklaren dat hun
lastgevers
zich net als
de
andere bondgenoten altijd hebben ingezet voor het land en daarmee
willen voortgaan. De Zeeuwse
Staten
hebben echter ingestemd met de lichting van de genoemde achtduizend
waardgelders op voorwaarde dat het daartoe benodigde geld zonder
belasting van de provincies zou worden opgebracht. Op deze voet zou
de
90.000 pond voor de Staten van Groningen mede op kosten van hun
lastgevers komen, zodat de afgevaardigden hierover niet kunnen
besluiten zonder toestemming van hun lastgevers. Zij willen hiertoe
de
kwestie opschorten, waarbij zij uitdrukkelijk verklaren dat over
dergelijke
zaken geen definitief besluit of meerderheidsbesluit
kan worden genomen.