4
Jacob Jansz. Wits, burger van Amsterdam, c.s. schrijven in een rekest dat hun
zonen, echtgenoten en echtgenotes op de terugweg
uit
Hamburg op een kaagschuit op de
Elbe
door een groep soldaten uit
Glückstadt zijn
overvallen en vermoord. Zij werden beroofd van hun goederen,
koopwaar
en 3.700 rijksdaalder. Van de betrokken soldaten zijn
er naderhand drie te Hamburg en zeventien te Glückstadt
gevangengenomen.
De supplianten verzoeken HHM voorschrijven en brieven van
intercessie te
verlenen, opdat zij de teruggave van de schuit, de goederen en het
geld
kunnen verkrijgen.
HHM schrijven de raad en magistraat van Hamburg dat zij de gevangen soldaten naar behoren moeten straffen en de boot, de goederen en het geld moeten laten teruggeven. Er wordt tevens aan de
gouverneur van Glückstadt geschreven dat hij zijn gevangenen moet straffen en
de supplianten hun goederen en geld moet laten teruggeven. Ten
slotte
krijgen
resident
Aissma en commissaris
Hoogenhouck de opdracht om de
supplianten op alle
manieren bij te staan - respectievelijk in Hamburg en Glückstadt -
bij
het terugvorderen van de goederen, het geld en de schuit.