10
HHM lezen het rapport van
Eck en andere gedeputeerden van HHM in de zaak tussen de
Austraalse Compagnie
en de
WIC
. De Austraalse Compagnie
heeft meermalen aangedrongen op het alleenrecht voor de vaart op de
door haar ontdekte
Straat Le Maire en de gebieden behorend tot het
zuidelijk halfrond, conform het octrooi voor de
ontdekkers
van nieuwe straten en
gebieden. Eventueel zou zij in ruil voor een redelijke vergoeding
afstand van dit monopolie willen doen. HHM hebben in de
vergadering
van de Heren Negentien die compensatie voorgesteld en
aanbevolen.
Deze en eerdere pogingen hebben echter geen succes gehad. De WIC
beweert dat
haar in een recenter door HHM gegeven octrooi geen restricties zijn
opgelegd in de
vaart op Straat Le Maire en de landen van het zuidelijk halfrond.
Indien de
Austraalse Compagnie
meent recht te hebben op een vergoeding moet zij zich maar tot
HHM wenden. Die van de Austraalse Compagnie zeggen op hun beurt
zich uitsluitend tot HHM te wenden voor de
handhaving van haar octrooi.
Zij bieden aan alle retourvrachten die de Compagnie gedurende
haar octrooi
ontvangt onder HHM te brengen en conform hun oordeel te verdelen.
Zij willen alleen een akte die voorkomt dat de WIC of anderen hun
schepen buitenslands aanhouden of hinderen. De gedeputeerden van
HHM
hebben vervolgens het octrooi van de WIC nagelezen en zijn van
mening
dat dit document zo absoluut niet is, dat de inhoud daarvan het
eerder
verkregen recht van de Austraalse Compagnie aantast.
De WIC moet HHM binnen een maand na ontvangst van de brief van HHM antwoorden op welke gronden zij meent dat haar in het octrooi met uitsluiting van anderen de vaart op Straat Le Maire en het zuidelijk halfrond is verleend.