201
HHM lezen de vandaag ingediende memorie van de
graaf zu Schwarzenberg, gezant van de
keurvorst van
Brandenburg,
waarin hij klaagt dat
Johannes
Retzer in het
vorstendom
Kleef van alle geestelijke en
wereldlijke
inwoners en zelfs van de dienaars en officieren van de keurvorst
met
kracht van wapenen en arrestaties de contributies int. Een
deel dient om een compagnie ruiters te onderhouden die eerder
door de
heer van Zoppenbroeck aangevoerd
werd in dienst
van
de keurvorst en die zich op dit moment voor
's-
Hertogenbosch bevindt. Het
andere
deel dient om overste
Ketteler
een
aanzienlijk
bedrag te betalen, waarvan de gezant zegt dat de keurvorst hem dat
niet
schuldig is. Verder meldt hij dat overste
Gent
doorgaat met de militaire executies in de andere gebieden van de
keurvorst
en
dat hij onlangs in het vorstendom
Berg over de
schreef
gegaan is. Hij dreigt dagelijks met nieuwe executies op het hele
land.
De graaf verzoekt HHM daarom vriendelijk om een gunstige resolutie
in deze kwestie.
HHM verzoeken de gezant schriftelijk een middel aan te geven waaruit HHM de 100.000 rijksdaalder met rente kunnen terugkrijgen die zij aan de keurvorst verstrekt hebben en ook hoe de soldaten conform de alliantie tussen de keurvorst en deze staat onderhouden kunnen worden. HHM zullen daarna oordelen. Overste Gent wordt gelast de executies zodanig te matigen, dat daarover
niet meer geklaagd wordt. Retzer wordt
geschreven hierheen te komen om de rekeningen en bewijsstukken te overleggen van zijn ontvangsten.
31/05/1629, 20
1
Deze resolutie is door een klerk
ingeschreven in S.G. 54.