31 - 05 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Secretaris
Huijgens deelt ter vergadering namens de RvS mee dat de
korporaal die door
commissaris
Snouck is
aangehouden, door de magistraat is vrijgelaten omdat er
onvoldoende grond was voor vervolging. De
secretaris
stelt voor om een algemeen verbod uit te vaardigen op lichtingen
voor de Zweedse koning.
Verder deelt de secretaris mee dat in Rotterdam de nieuwe compagnie Schotten van
Morgon Arnot (118 man sterk, zonder de officieren) is aangekomen. Omdat
deze manschappen boventallig zijn, wil de RvS van HHM weten wat
hun
bedoeling is.
Op het eerste punt beslissen HHM de provincies te schrijven de nodige maatregelen te nemen om de werving voor buitenlandse vorsten te verhinderen. Degenen die zich daaraan schuldig maken zouden moeten worden gestraft conform het plakkaat. Alvorens een besluit te nemen op het tweede punt, willen HHM dat de RvS het traktaat dat
Joachimi met de
kanselier van
Schotland heeft
afgesloten over het Schotse regiment en het aantal soldaten,
nakijkt, alsmede de
bijbehorende brief van de ambassadeur.
Voorts wordt Huijgens aangezegd dat
de RvS met de in 's-
Gravenhage teruggekeerde maarschalk
Falckenberch mag spreken over de
lichting die enkelen alhier trachten te
doen
voor
de
koning van Zweden. De
maarschalk heeft tegenover een gedeputeerde ter Staten-Generaal
verklaard dat hij
enkele officiers heeft aangenomen die niet
in
dienst
van de Republiek waren. Hij heeft hun echter geen
toestemming gegeven binnen de Republiek te werven en gaat
ermee akkoord dat
degenen die dat toch proberen, gestraft worden.
2
Ontvangen is een brief met berichten van
Langerack d.d. Parijs 20 mei.
Er wordt geen resolutie genomen.
3
Luitenant-admiraal
Heyn bericht vanaf het schip De Groene
Draeck in het Goereese Gat d.d. 28
mei
over zijn vertrek.
Er wordt geen resolutie genomen.
4
Uit medelijden laten HHM kamerbewaarder
Herdersum 6 gld. geven aan
Jacquemyntgen
Nesvil, een arme weduwe.
5
De RvS heeft een brief d.d. Bergen op Zoom 28 mei van ontvanger
Bergange laten meedelen. Hij heeft het gewaagd fortificatiegelden
van enkele
dorpen bij
Antwerpen te vorderen,
in
mindering op hun contributies. De vijand heeft het
markizaat van
Bergen op Zoom opnieuw
een
extraordinaris subsidie opgelegd. De soldaten van de
Kruisschans hebben met zinkrijs geladen wagens,
op weg naar de
Republiek, aangehouden.
Wat het eerste punt betreft, blijven HHM bij hun resolutie d.d. 24 mei. Op het tweede en het derde punt vragen HHM advies aan de RvS.
6
HHM wijzen het verzoek om een toelage van
Adriana Verheul, weduwe van
Geers van Goch,
af.
Het verzoek van
Henricus Beldichius om een viaticum wordt afgewezen.
7
Ontvangen zijn een missive van commandeur
Codde van der Burch, geschreven
voor
Noordwijk aan boord van het schip
Mars d.d. 26 mei, alsmede zijn journaal
van 9
april tot en met 26 mei.
Er wordt geen resolutie genomen.
8
Ontvanger-generaal
Doublet deelt mee dat hij tijdens zijn ambtsbediening van
verschillende
particuliere ontvangers van de contributies ongeveer
96.000 gld.
ontvangen
heeft. De maandelijkse rente te zijnen laste ligt 21.000 gld. boven
het
bedrag
dat daartoe in de staat van oorlog is omgeslagen. Hieruit blijkt
duidelijk
dat de kapiteins en hun compagnieën die ten laste van de
Generaliteit
komen niet kunnen worden betaald uit de contributies. Hij verzoekt
HHM de RvS
dan ook te machtigen om decharges naar de provincies te
laten uitgaan op
de consenten
voor de inlossing van de rente, conform de petitie van de RvS.
De gedeputeerden van
Friesland en
Zeeland verklaren echter deze
autorisatie niet te kunnen verlenen zolang zij van hun principalen
geen consenten hebben ontvangen.
HHM zullen de
Staten van Zeeland
en
Friesland
schriftelijk manen hun gedeputeerden tot bekendmaking van hun consenten te machtigen, zodat de genoemde compagnieën betaald kunnen
worden.
9
HHM resumeren de brief aan de
koning van Denemarken, waartoe op 28 mei is besloten. De inhoud wordt
vastgesteld.
10
Paul de Wilhem en
Cornelis van Leeuwen
vragen in een
rekest om de onmiddellijke betaling in banco te
Amsterdam
van de 10.000 rijksdaalder die zij in
Hamburg aan
commissaris
Hoogenhouck hebben
uitgekeerd,
zijnde de
derde termijn van de 100.000 gld. die zij met HHM waren
overeengekomen.
HHM vragen de provincies hun achterstallen in het subsidie voor de
koning van Denemarken te betalen.
De Wilhem en Van Leeuwen
verzoeken om de aflossing van 107.000 gld., die zij aan subsidie
voor de Deense koning hebben betaald
of minstens om de voldoening van de rente op dit
bedrag.
HHM zullen zo snel mogelijk opdracht geven tot betaling van de rente.
11
Brugmeester
Jan Jansz. Gernou vraagt om 64.000 gld. als de
afrekening
van het jaar 1627.
Dit rekest gaat naar de RvS om hiervoor zorg te dragen.
12
HHM depêcheren ordonnantie op de declaratie van kamerbewaarder
Herdersum bedragende 114 gld. 6 st. voor het herstellen van de meubels
die de
ambassadeurs in de gezantschappen naar
Frankrijk,
Engeland,
Zweden en
Polen gebruikt
hebben.
13
De
Gedeputeerde Staten van Friesland
vragen in een missive d.d. Leeuwarden 18 mei om goedkeuring van de wisseling van het commando van
Leerort, overeengekomen tussen de
Staten van
Groningen
en de
Staten van Friesland
.
In verband hiermee vragen zij een commissie uit te vaardigen voor
kapitein
Homme van Hettinga die
Willem
Coenders aldaar zal vervangen, ter voorkoming van
misverstanden
en wanorde onder het garnizoen.
HHM stellen deze brief ter hand aan de RvS, met het verzoek om maatregelen.
14
Het verzoek van
Henricus Hondius om het privilege van HHM op zijn kopergravure met het
portret van de
koning van
Bohemen te
mogen stellen, wordt ingewilligd.
15
HHM horen het rapport van
Bruninxs en
Rode, die conform de
resolutie d.d.
25 mei de uitvinding van schrijnwerker
Seeger
Hermansz. om laken te vollen, onderzocht hebben.
HHM besluiten de zaak te laten rusten.
Bruninxs en Rode rapporteren ook over het door Hermansz.
uitgevonden oorlogstuig.
De uitvinding zal nader onderzocht worden door de RvS.
16
De RvS stelt HHM op de hoogte van enkele berichten uit
Brussel.
Een duplicaat wordt aan de gedeputeerden te velde gezonden.
17
De
Admiraliteit te Amsterdam
beantwoordt d.d. Amsterdam 20 april de brief van HHM d.d. 14 feb., haar samen met enkele stukken toegezonden. Deze betrof het terugroepen van de
consul in Tunis en de
consul in Algiers,
het lenen van
het achterstallige
geld voor hun traktement en andere noodzakelijke uitgaven, en de
naleving van het plakkaat d.d. nov. 1627 op de inspectie,
bemanning
en
uitrusting van de schepen die door de
Straat van
Gibraltar varen. Verder handelde de brief ook over het
onrecht
dat orateur
Haga de Nederlandse
kooplieden naar
men
zegt aandoet door 3 ½ à 4 procent van de
goederen te eisen die
Nederlanders in Franse en Engelse schepen onder bescherming van
de consuls van deze naties naar de
Levant sturen.
De Admiraliteit antwoordt daarop dat de terugroeping van de consuls zoveel mogelijk versneld moet worden en dat prompt opdracht moet worden gegeven tot het lenen van het geld, ter voorkoming van verdere schade voor het land. Het aangehaalde plakkaat moet stipt nageleefd worden: er mag geen schip meer door de Straat varen dat niet conform de bepalingen uitgerust en bemand is. Wat de ongelijke behandeling aangaat, zouden HHM naar eigen oordeel moeten handelen om de Nederlanders te helpen.
Conform de resolutie d.d. 29 jan. wordt besloten de consuls terug te roepen. De Admiraliteit wordt gemachtigd zoveel geld te lenen als nodig is, ook voor de betaling van de 1.000 realen van achten en de rente daarop die gezant
Pynacker onder borg van
Lamberto
Verhaer in Tunis
heeft geleend. Inclusief onkosten en voorschot tot en met 14 feb.
gaat
het om een bedrag van 7.761 gld. 4 st. Dit bedrag moet wel
terugbetaald
worden uit de lastgelden. HHM vragen hierop spoedig te
antwoorden. Een beslissing op de overige punten wordt
uitgesteld.
18
HHM gaan na wat er gebeurd is met de 10.800 gld. die de
Admiraliteit te Amsterdam
op 5 okt. [1626] gevraagd is te betalen aan
Wijnant de Keijser. Het bedrag betreft het extraordinaris en ordinaris
traktement van de gewezen
consul in
Algiers over vier en een half jaar à
2.400 gld. jaarlijks. HHM willen van de Admiraliteit
weten
of ze dit bedrag in zijn
geheel of ten dele betaald heeft.
19
Mr.
Mathijs Treurniet verzoekt om de onmiddellijke betaling van de
20.600 gld. voor de werken aan fort
Lillo
en
het hoornwerk van
Steenbergen. Het rekest gaat
naar de RvS voor advies hoe de suppliant voorlopig aan
dit
bedrag kan worden geholpen.
201
HHM lezen de vandaag ingediende memorie van de
graaf zu Schwarzenberg, gezant van de
keurvorst van
Brandenburg,
waarin hij klaagt dat
Johannes
Retzer in het
vorstendom
Kleef van alle geestelijke en
wereldlijke
inwoners en zelfs van de dienaars en officieren van de keurvorst
met
kracht van wapenen en arrestaties de contributies int. Een
deel dient om een compagnie ruiters te onderhouden die eerder
door de
heer van Zoppenbroeck aangevoerd
werd in dienst
van
de keurvorst en die zich op dit moment voor
's-
Hertogenbosch bevindt. Het
andere
deel dient om overste
Ketteler
een
aanzienlijk
bedrag te betalen, waarvan de gezant zegt dat de keurvorst hem dat
niet
schuldig is. Verder meldt hij dat overste
Gent
doorgaat met de militaire executies in de andere gebieden van de
keurvorst
en
dat hij onlangs in het vorstendom
Berg over de
schreef
gegaan is. Hij dreigt dagelijks met nieuwe executies op het hele
land.
De graaf verzoekt HHM daarom vriendelijk om een gunstige resolutie
in deze kwestie.
HHM verzoeken de gezant schriftelijk een middel aan te geven waaruit HHM de 100.000 rijksdaalder met rente kunnen terugkrijgen die zij aan de keurvorst verstrekt hebben en ook hoe de soldaten conform de alliantie tussen de keurvorst en deze staat onderhouden kunnen worden. HHM zullen daarna oordelen. Overste Gent wordt gelast de executies zodanig te matigen, dat daarover
niet meer geklaagd wordt. Retzer wordt
geschreven hierheen te komen om de rekeningen en bewijsstukken te overleggen van zijn ontvangsten.