16
HHM lezen het gisteren opgemaakte advies van de RvS op de missive van commandant
Westerbeeck en de bijgevoegde stukken aangaande het in beslag nemen van
eetwaren van enkele kooplieden, die de Raad op 21 juli voorgelegd
zijn.
De
Raad is van mening dat de verdediging van de kooplieden een stuk
scherper is en verder gaat dan de eerste, toen HHM de Raad de
stukken
bij
apostille d.d. 19 juli hadden toegezonden. De brief van HHM die de
uitvoer van eetwaren binnen en over de Rijn verbiedt, dateert
immers
van 7 juli, terwijl de inbeslagname gebeurde op 9 juli. Dit
betekent
dat
noch de kooplieden, noch de licentmeesters, noch de soldaten
op
de hoogte konden zijn van het verbod. Om deze reden adviseert de
RvS de goederen
vrij
te geven. Men kan echter bezwaar maken tegen de paarden:
het
gaat weliswaar om trekpaarden, maar in de huidige
omstandigheden
kan de vijand die goed gebruiken. Men kan dus van mening zijn dat
deze dieren tegen het
uitdrukkelijk verbod van HHM in uitgevoerd zijn,
iets
wat zeer tot nadeel van de Republiek navolging zou kunnen krijgen.
In deze
of
een soortgelijke situatie kunnen HHM dat voorkomen door ze
tot rechtmatige buit te verklaren.
Daarnaast is het te overwegen of men de licentmeester ongestraft moet laten, in zoverre hij de tamboer overtuigd heeft hem te helpen met het vervoeren van de goederen door een paspoort van Z.Exc. te tonen, hoewel het daar niet voor bedoeld was. Volgens de commandant was dit gedaan om op die manier meer vrijheid tot stand te brengen voor de uitvoer van koopwaar. De licentmeester had zich echter alleen op een paspoort van HHM behoren te funderen.
Conform het eerste lid van het advies besluit de vergadering de goederen en de paarden vrij te geven. Commandant Westerbeeck wordt hierover ernstig aangeschreven. De rest van het advies
wordt in beraad gehouden.