17
HHM lezen het rekest van
Pieter Hoeffyser, ontvanger-generaal van de konvooien en licenten te
Amsterdam. Daarin geeft hij te kennen dat de achterstallige rente
en de
rente van de rente die elk met makelaardij voor 247.000
pond door de suppliant zijn geleend ten behoeve van de
keurvorst van Brandenburg, zijn
vervallen op 31
augustus. Ze belopen, onder voorbehoud van een juiste berekening,
in
totaal 271.810
gld. De suppliant verzoekt HHM opdracht te geven tot aflossing van
het
genoemde kapitaal, alsmede van de rente en de rente van de rente,
opdat
zijn krediet op peil blijft.
HHM machtigen Hoeyffyser het genoemde kapitaal en de vervallen rente en de rente van de rente op de voorgaande voet ten laste van de contributies van het Land van
Gulik
[Jülich], de helft van de portie van de keurvorst van Brandenburg en
de verschenen en nog te verschijnen domeinen van Gulik,
Berg en
Ravensberg op
het krediet van het land te lenen, of de uitstaande lening alsnog
te
continueren voor de tijd van zes maanden met ingang van de 1 sept.
jongstleden.