18/01/1630, 9

 
English | Nederlands

18/01/1630, 9

9 Verschillende extraordinaris gedeputeerden van de provincie Holland zetten uiteen HHM dikwijls te hebben verzocht de betaling van de schulden van de Admiraliteiten tot en met het jaar 1627 nader te regelen. Daarop is van de andere provincies nog geen reactie gekomen, waardoor van veel inwoners van de provincie Holland die geld van de Admiraliteiten tegoed hebben, goederen in beslag zijn genomen en zij in grote armoede zijn vervallen. De situatie van verschillende Hollandse steden is zo slecht, dat zij er niet in slagen hun ordinaris en extraordinaris middelen te innen. Hierdoor is ook de kracht en de reputatie van deze staat op zee aangetast en is de scheepvaart als gevolg daarvan aanzienlijk verminderd. Zeevarenden zijn door gebrek aan toezicht en behoorlijke bescherming grotendeels aan lager wal geraakt en enkelen door de vijand op zee genomen, beroofd van hun schip en goederen en in strenge gevangenissen vastgezet, terwijl sommige vissers en koopvaarders wreed overboord zijn gezet. Om verder onheil op zee te voorkomen waarschuwen de Staten van Holland de andere provincies dat zij net zo weinig acht zullen nemen op de betaling van de ruiters en de soldaten die buiten Holland garnizoen houden in de grenssteden, als zij bemerken dat andere provincies doen op de militie en de directie van de oorlog te water. Zij protesteren hier nadrukkelijk tegen en ontslaan zich van de mede-verantwoordelijkheid voor het onheil en de problemen die hieruit voor het land zullen voortvloeien.
Morgen zal in het bijzijn van Z.Exc. deze zaak nader geresumeerd worden.