18/01/1630

 
English | Nederlands

18 - 01 - 1630

Presentielijst:

Resoluties:

1 HHM besluiten ontvanger-generaal Doublet 600 Kar.gld. te laten betalen aan Van der Dusse en Eijsinga, om conform het gisteren genomen besluit van HHM dit op zondag in de kraamkamer van barones van Dona te schenken. Zij zullen uit naam van HHM de doop van de pasgeboren zoon van de barones bijwonen.
Van dit bedrag zal ordonnantie worden gedepĂȘcheerd.

2 Annitge Dircxsdr., weduwe van Dirck van Embden, wordt uit mededogen 6 gld. toegekend, uit te betalen door kamerbewaarder Herdersum.

3 Conform het besluit van HHM d.d. 14 jan. is de minuut van de brief geresumeerd die d.d. 13 dec. 1629 geschreven is aan de Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier .
HHM dringen er bij hen op aan de Bewindhebbers van de WIC te ordonneren Willem Dirxsz. c.s., de schippers die het regiment van overste Rosecrants hebben overgebracht, te betalen voor hun vracht conform de assignatie van de ontvanger-generaal op de genoemde Bewindhebbers.
HHM besluiten nogmaals serieus aan de Bewindhebbers te schrijven de assignatie te voldoen.

4 HHM lezen het antwoord van Gooswinus Meurskens op het verzoek van kapitein De Loges d.d. 12 jan. aan HHM gepresenteerd.
HHM besluiten dat het door hen in het voordeel van Meurskens en ten nadele van de kapitein gewezen vonnis en de executoriale brieven die daarop zijn gevolgd, van kracht zullen blijven en uitgevoerd moeten worden. Meurskens kan op grond hiervan trachten de gage en goederen van de kapitein in beslag te nemen om daarop het vonnis met de kosten van de uitvoering te verhalen, zonder echter de kapitein gevangen te nemen. Indien de kapitein liquide obligaties ten laste van Meurskens of zijn vrouw heeft, mag hij deze compenseren met datgene wat in het vonnis is bepaald.

5 HHM lezen het advies van de RvS d.d. 15 jan. over de propositie d.d. 4 jan. van agent Van der Veken. Manmaecker rapporteert over de overwegingen die Z.Exc. hierover naar voren heeft gebracht.
Er zal een antwoord worden opgesteld conform het advies en de overwegingen op de propositie, om vervolgens in de vergadering vastgesteld te worden.

6 Pieter Muller, Dirck Muller en Jan Rootleer, die de aanval op Wezel hebben aangevoerd, verzoeken het traktement van 600 gld. dat elk van hen is toegekend in redelijkheid te verhogen. Ook vragen zij of het huidige traktement na hun dood mag overgaan op hun vrouwen en kinderen. De gouden gedenkpenning die hun is beloofd zouden zij graag krijgen.
HHM stemmen niet in met de verhoging van het traktement. Conform hun besluiten van 6 en 14 dec. 1629 hebben zij voorts bepaald dat het genoemde traktement van 600 gld. zal aanvangen vanaf de dag dat de aanval is ingezet en dat het traktement doorbetaald zal worden aan de weduwen en kinderen ingeval zij tijdens de uitoefening van hun dienst omkomen in de oorlog. HHM dragen ontvanger-generaal Doublet op ervoor te zorgen dat de supplianten ieder een medaille ter waarde van 100 gld. krijgen. HHM bevelen de supplianten aan bij de RvS om met voorkeur te worden aangesteld in de eerste vacante militaire ambten, waarvoor hij hen geschikt acht.

7 De lakenkopers van Zierikzee verzoeken HHM de bestaande situatie, gereguleerd volgens het plakkaat van HHM d.d. 22 mei 1617 aangaande de tarra van het Engels laken, te handhaven. Aan de courtmeester en de Engelse kooplieden [Merchant Adventurers] residerend te Delft zou geschreven dienen te worden dat zij de supplianten er ongehinderd het voordeel van moeten laten hebben.
HHM besluiten dat de supplianten op eigen gezag conform het genoemde plakkaat de juiste tarra op het gekochte Engels laken mogen korten, zoals overal in de provincie Holland door de lakenkopers wordt gedaan. Indien de Engelse lakenkopers daartegen bezwaren hebben, moeten zij zich tot een instantie wenden zoals zij raadzaam oordelen.

8 Lochteren en Bas alsmede andere gedeputeerden van HHM rapporteren in aanwezigheid van de gedeputeerden van de Admiraliteiten over de tekorten van de provincies in hun quote in de twee miljoen, waarin voor het jaar 1629 is toegestemd ter ondersteuning van de oorlog te water. Dit blijkt ook uit de staten die worden overhandigd, waarvan de provincies een kopie zullen ontvangen.

9 Verschillende extraordinaris gedeputeerden van de provincie Holland zetten uiteen HHM dikwijls te hebben verzocht de betaling van de schulden van de Admiraliteiten tot en met het jaar 1627 nader te regelen. Daarop is van de andere provincies nog geen reactie gekomen, waardoor van veel inwoners van de provincie Holland die geld van de Admiraliteiten tegoed hebben, goederen in beslag zijn genomen en zij in grote armoede zijn vervallen. De situatie van verschillende Hollandse steden is zo slecht, dat zij er niet in slagen hun ordinaris en extraordinaris middelen te innen. Hierdoor is ook de kracht en de reputatie van deze staat op zee aangetast en is de scheepvaart als gevolg daarvan aanzienlijk verminderd. Zeevarenden zijn door gebrek aan toezicht en behoorlijke bescherming grotendeels aan lager wal geraakt en enkelen door de vijand op zee genomen, beroofd van hun schip en goederen en in strenge gevangenissen vastgezet, terwijl sommige vissers en koopvaarders wreed overboord zijn gezet. Om verder onheil op zee te voorkomen waarschuwen de Staten van Holland de andere provincies dat zij net zo weinig acht zullen nemen op de betaling van de ruiters en de soldaten die buiten Holland garnizoen houden in de grenssteden, als zij bemerken dat andere provincies doen op de militie en de directie van de oorlog te water. Zij protesteren hier nadrukkelijk tegen en ontslaan zich van de mede-verantwoordelijkheid voor het onheil en de problemen die hieruit voor het land zullen voortvloeien.
Morgen zal in het bijzijn van Z.Exc. deze zaak nader geresumeerd worden.