29
HHM lezen de remonstrantie van de
WIC
, onder andere inhoudend dat de Admiraliteiten en hun ontvangers hangende de geschillen tussen de WIC en enkele steden van het
Noorderkwartier betreffende de zoutvaart het middel van konvooi tot 4 pond
per honderd zout van de ingekomen zoutschepen hebben ontvangen
en
nu
uitstellen dit aan de Compagnie terug te betalen. De WIC verzoekt
HHM
hun ontvangers op te dragen dit prompt te doen. Ten tweede wordt
verzocht aan ambassadeur
Joachimi
te berichten
dat
hij naast zijn dienst aan het land
erop
toeziet dat in het vredestraktaat tussen
Groot-Brittanniƫ en
Spanje niets wordt besloten wat
tot nadeel van
de
Compagnie kan strekken.
HHM besluiten op het eerste punt dat geschreven zal worden aan de Admiraliteitscolleges en hun ontvangers om de WIC het ontvangen konvooigeld te doen toekomen en ook inzicht te geven in de registers die daarvan zijn bijgehouden.
Op het tweede punt zal aan Joachimi worden geschreven een wakker oog te houden op de
onderhandeling tussen de beide kronen, opdat er niets ten nadele
van
deze staat en de Compagnie wordt besloten. Want dat zou ten aanzien
van
de Compagnie makkelijk kunnen gebeuren bij voortgang van de
genoemde
onderhandelingen en de voorwaarden die eventueel daarbij door
Spanje
worden gesteld. Daar zou men misschien niet
bij stilstaan.