14
Ter vergadering zijn agent
Noordingen in plaats van de afgezant van de graaf van Oost-Friesland
Amama (die onwel is), alsmede twee
gecommitteerden
van
Emden ontboden. Hun wordt door president
Noortwyck het
afscheid1 in het kort
meegedeeld. Na het uiteengaan
van de
vergadering zal hun dit afscheid op schrift worden overhandigd,
waarna zij zullen
worden
heengezonden.
In het voor Amama bestemde afscheid laten HHM weten dat ze diens propositie hebben doorgezien en overwogen. HHM bedanken de
graaf voor zijn vriendelijke groet en zijn welwillendheid tot een
goede verstandhouding tussen buren. HHM wensen ook hem voorspoed en
geluk. HHM hebben zich ingespannen om de gecommitteerden van de
stad
Emden ertoe te bewegen te reageren op de klachten
die
uit naam van de graaf enige tijd geleden zijn overhandigd. Zij
wenden
echter voor geen last te hebben om op deze klachten in te gaan. HHM
hebben daarom besloten Amama en de gecommitteerden van Emden op 1
okt.
te laten terugkeren naar 's-
Gravenhage om de
wederzijdse klachten opnieuw te bespreken in
overeenstemming
met de onderlinge traktaten en submissies. Zij vertrouwen erop dat
de
graaf zijn gebieden in de tussentijd van de ingelegerde ligisten en
keizerlijke troepen weet
te
bevrijden. HHM verzoeken de graaf als vriend en buur goede
betrekkingen
te onderhouden met het stadsbestuur van Emden en af te zien van
geweld tegen deze stad. HHM zullen Emden tot hetzelfde oproepen.
Amama
wordt verzocht hierover aan de graaf positief te rapporteren en hem
te
verzekeren van de vriendschap van HHM.
In het afscheid voor de gecommitteerden van Emden laten HHM weten het rapport over de situatie in
Oost-Friesland te hebben gehoord en de eerdere resoluties betreffende het
herhaalde verzoek van Emden te hebben bestudeerd. Ze verzekeren de
gecommitteerden dat HHM de welvaart
en
het behoud van Emden en zijn goede ingezetenen ter harte nemen net
zoals elke andere plaats behorend tot de Republiek,
de
daarmee verbonden landschappen en steden. Daarom willen HHM erop
toezien dat Emden de gewenste effecten van hun resoluties zal
ondervinden. HHM vertrouwen erop dat de gecommitteerden bereid zijn
in te zien dat de tegenwoordige constitutie van deze staat niet
toelaat
nu definitief op hun verzoek te besluiten. HHM zouden graag zien
dat
zij dit enige tijd opschorten, positief rapporteren over deze
verklaring aan hun principalen en elders, en hen verzekeren van de
goede gezindheid van HHM ten aanzien van Emden. Daarnaast
verzoeken
HHM het stadsbestuur van Emden dringend er goede betrekkingen met
de
graaf van Oost-Friesland op na te houden en zich te onthouden van
het
gevangenzetten van de plattelandsbewoners en andere onderdanen van
de
graaf buiten de stad Emden, alsmede van andere gewelddadigheden.
Grafelijke ambtenaren moeten ongemoeid in Emden kunnen wonen en er
moet ordinaris justitie worden toegepast.
13/04/1630, 14
1
Geïnsereerd in S.G. 55 en gedrukt:
Aitzema, S. & O. kwarto III,
4-6/folio I,
944-945.