13/04/1630

 
English | Nederlands

13 - 04 - 1630

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Voormalig ruiter Cornelis Jansz. Caluweij wordt uit mededogen 12 gld. toegekend. Hiervan wordt ordonnantie gedepêcheerd.

2 Voormalig burgemeester van de stad Medemblik Cornelis Claesz. Piettaels en zijn erven wordt op de gebruikelijke voorwaarden en boetebepalingen een octrooi voor negen jaar verleend voor zinksluizen en zinkwerk.

3 De gedeputeerden van HHM rapporteren over hun onderzoek naar de uitvinding van het molenwerk van Cajoncke.
HHM verlenen de suppliant een octrooi van negen jaar voor dit molenwerk, op de gebruikelijke voorwaarden en boetebepalingen.

4 Ontvangen is een brief met berichten van ambassadeur Vosbergen d.d. Keulen 5 april.
Er wordt geen resolutie genomen.

5 De dekens en de kanunniken van de Sint Janskerk te 's- Hertogenbosch verzoeken hun kapittel met zijn in en buiten de stad gelegen goederen in goede staat te houden.
HHM houden het verzoek in overweging totdat Bruninxs en Van Goch uit 's-Hertogenbosch zullen zijn teruggekeerd en over hun bevindingen hebben gerapporteerd.

6 Z.Exc. beveelt HHM in de vergadering aan definitief te besluiten waaruit het jaarlijkse pensioen van 3.000 gld. dat hem [ Dyden] onder andere ter beloning is toegekend, zal worden uitbetaald.
Een beslissing wordt opgeschort.

7 Johan van Aerssen, drossaard van de Baronie van Breda, verzoekt om doorbetaling van 300 gld. jaarlijks die hij heeft ontvangen voor zijn inspanningen om de gemene middelen in de genoemde Baronie van Breda te bevorderen en de ontvangers daarbij te assisteren.
De laatste retroacta zullen hierop worden nagezien.

8 De Admiraliteit te Amsterdam verzoekt HHM per brief d.d. 10 april zich ervoor in te spannen van de Staten van Friesland 41.425 gld. 18 st. te ontvangen, als restant van een groter bedrag over de quote van deze provincie in het eerste miljoen subsidie van 1629. Daarbovenop komt het bedrag voor een maand soldij en twee maanden kostgeld voor de schepen die ten laste van deze provincie zijn gerepartieerd. Deze zullen worden ingezet ter bezetting van de kust van Vlaanderen, tenzij het onmogelijk is deze schepen uit te laten varen.
HHM zullen de resolutie van de Staten van Friesland afwachten die de gedeputeerden van HHM, momenteel te Leeuwarden, zullen overbrengen.

9 In aanwezigheid van Z.Exc. en de RvS resumeren HHM het advies van de RvS d.d. 5 maart over het verzoek van de graaf van Solms om traktement voor de hoofdofficieren van zijn regiment.
Op de nadere verklaring van de RvS over de achterliggende redenen van het advies besluiten HHM dat de hoofdofficieren hetzelfde beloond zullen worden als de hoofdofficieren van de regimenten van de heer van Brederode, kolonel Pinsen en Dyden. Het traktement zal echter pas ingaan wanneer het regiment te velde is gebracht.

10 In aanwezigheid van Z.Exc. en de RvS resumeren HHM het advies van de RvS d.d. 8 april over het op 5 april bij HHM ingediende verzoek van Johan Bertram van Scheidt alias Wespenningh, om het krijgsvolk uit de landen van de hertog van Palts-Neuburg te evacueren.
HHM verklaren conform het oordeel van Z.Exc. en de RvS hun krijgsvolk te zullen terugtrekken uit de landen van Kleef, Berg, Mark en Ravensberg gelegen aan de oostzijde van de Rijn, maar niet uit Wezel, Emmerik [Emmerich] en Rees. Als voorwaarde stellen zij dat de keizer, de Spaanse koning en de hoofden en leden van de Katholieke Liga uit de steden en plaatsen van deze landen aan dezelfde kant van de Rijn, hun krijgsvolk terugtrekken zonder het daar weer opnieuw in te zetten. Overigens wordt de vijandelijke schans gelegen boven Rijnberk [Rheinberg], eveneens gelegen aan de oostzijde, hierbij niet inbegrepen. De gedeputeerden van Friesland en Groningen verklaren dat men van deze zijde ook de plaats Ruhrort dient uit te sluiten, vanwege het belang en de goede situering ervan. Van deze resolutie zal Vosbergen, in extraordinaris ambassade naar de keurvorst van Keulen, op de hoogte worden gesteld.

11 Ontvangen is een brief met berichten van Langerack d.d. Parijs 5 april.
Er wordt geen resolutie genomen.

12 Jacques Wyts, hoofd- en superintendent van de Hoge Krijgsraad , verzoekt om een verhoging van zijn traktement voor de genoemde charge van 200 naar 300 gld., gelijk aan wat zijn voorgangers Van den Tempel en Du Bois achtereenvolgens hebben ontvangen.
De suppliant wordt zonder dat dit consequenties zal hebben 600 gld. ineens toegekend voor de grote moeite en onkosten die hij zich in het afgelopen jaar heeft getroost bij de uitoefening van zijn functie gedurende de tijd dat het leger te velde was.
Hiervan zal ordonnantie worden gedepêcheerd.

13 Ter vergadering zijn twee bewindhebbers van de WIC gecompareerd. Zij hebben HHM een duplicaat van een brief van admiraal Lonck overhandigd, geschreven op 4 dec. 1629 vanaf het eiland Sint Vincent. Deze betreft hetgene hem en de schepen onder zijn gezag op zee is overkomen voordat hij daar aankwam, alsmede de huidige gesteldheid van zijn schepen. Hij wil zijn bekende plan uitvoeren.
Verder hebben de bewindhebbers HHM meegedeeld dat verschillende ingezetenen met hun schepen om zout van deze landen naar Spanje proberen te varen. Zij zijn beducht dat de koning alle schepen in beslag zal nemen en zal inzetten in de oorlog ter versterking van zijn eigen vloot, tot grote schade van de WIC. De bewindhebbers verzoeken HHM om een verbod naar Spanje te varen.
HHM bedanken de bewindhebbers.

14 Ter vergadering zijn agent Noordingen in plaats van de afgezant van de graaf van Oost-Friesland Amama (die onwel is), alsmede twee gecommitteerden van Emden ontboden. Hun wordt door president Noortwyck het afscheid1 in het kort meegedeeld. Na het uiteengaan van de vergadering zal hun dit afscheid op schrift worden overhandigd, waarna zij zullen worden heengezonden.
In het voor Amama bestemde afscheid laten HHM weten dat ze diens propositie hebben doorgezien en overwogen. HHM bedanken de graaf voor zijn vriendelijke groet en zijn welwillendheid tot een goede verstandhouding tussen buren. HHM wensen ook hem voorspoed en geluk. HHM hebben zich ingespannen om de gecommitteerden van de stad Emden ertoe te bewegen te reageren op de klachten die uit naam van de graaf enige tijd geleden zijn overhandigd. Zij wenden echter voor geen last te hebben om op deze klachten in te gaan. HHM hebben daarom besloten Amama en de gecommitteerden van Emden op 1 okt. te laten terugkeren naar 's- Gravenhage om de wederzijdse klachten opnieuw te bespreken in overeenstemming met de onderlinge traktaten en submissies. Zij vertrouwen erop dat de graaf zijn gebieden in de tussentijd van de ingelegerde ligisten en keizerlijke troepen weet te bevrijden. HHM verzoeken de graaf als vriend en buur goede betrekkingen te onderhouden met het stadsbestuur van Emden en af te zien van geweld tegen deze stad. HHM zullen Emden tot hetzelfde oproepen. Amama wordt verzocht hierover aan de graaf positief te rapporteren en hem te verzekeren van de vriendschap van HHM.
In het afscheid voor de gecommitteerden van Emden laten HHM weten het rapport over de situatie in Oost-Friesland te hebben gehoord en de eerdere resoluties betreffende het herhaalde verzoek van Emden te hebben bestudeerd. Ze verzekeren de gecommitteerden dat HHM de welvaart en het behoud van Emden en zijn goede ingezetenen ter harte nemen net zoals elke andere plaats behorend tot de Republiek, de daarmee verbonden landschappen en steden. Daarom willen HHM erop toezien dat Emden de gewenste effecten van hun resoluties zal ondervinden. HHM vertrouwen erop dat de gecommitteerden bereid zijn in te zien dat de tegenwoordige constitutie van deze staat niet toelaat nu definitief op hun verzoek te besluiten. HHM zouden graag zien dat zij dit enige tijd opschorten, positief rapporteren over deze verklaring aan hun principalen en elders, en hen verzekeren van de goede gezindheid van HHM ten aanzien van Emden. Daarnaast verzoeken HHM het stadsbestuur van Emden dringend er goede betrekkingen met de graaf van Oost-Friesland op na te houden en zich te onthouden van het gevangenzetten van de plattelandsbewoners en andere onderdanen van de graaf buiten de stad Emden, alsmede van andere gewelddadigheden. Grafelijke ambtenaren moeten ongemoeid in Emden kunnen wonen en er moet ordinaris justitie worden toegepast.

15 In aanwezigheid van Z.Exc. en de RvS bespreken HHM hoe ze kunnen verhinderen dat de koning van Zweden tol heft op de goederen gaand naar en komend van Danzig [Gdansk]. Voorgesteld wordt de uitgaande en inkomende schepen van deze landen met goed konvooi te begeleiden.
Conform het advies van Z.Exc. en de RvS dragen HHM hun gedeputeerden op met ambassadeur Camerarius in overleg te treden over de door de koning van Zweden aangeboden herziening en voortzetting van de oude alliantie. Daarbij zal vanwege deze staat duidelijk moeten worden bepaald dat heffen van deze tol nagelaten zou moeten worden. Het voorstel van het konvooi wordt vooralsnog in beraad gehouden totdat met de ambassadeur is gesproken. Ondertussen zullen HHM aan de koning van Frankrijk en de koning van Groot-Brittannië schrijven welke bezwaren er kleven aan het innen van de tol voor de ingezetenen van hun beider rijken. HHM verzoekt ze om samen met HHM alle mogelijke middelen in te zetten om de genoemde tol afgeschaft te krijgen.

16 Kamerbewaarder Jan van Herdersum declareert 73 gld. betreffende voorgeschoten betalingen van hem aan verschillende armen van 23 feb. tot 6 april.
Hiervan zal ordonnantie worden gedepêcheerd.

17 De RvS heeft HHM meegedeeld dat Van der Capelle en Oenema, gedeputeerden van HHM te Wezel, bijgestaan wensen te worden door een bekwaam persoon om in belangrijke zaken als tussenpersoon op te treden tussen hen en graaf Willem. Ze hebben daartoe commissaris Hoogenhouck bereid gevonden. Z.Exc. gaat daarmee akkoord, op voorwaarde dat hij daarheen wordt gestuurd met 30.000 pond als rest van de beloofde maand soldij aan de ingekwartierde troepen, die de RvS ondanks al zijn inspanningen niet bij elkaar heeft weten te krijgen. Hij stelt voor de 30.000 pond te lenen uit het bedrag bestemd voor de fortificatie van Ruhrort, die naar alle waarschijnlijkheid niet op korte termijn zal worden ondernomen.
Er wordt geen resolutie genomen.

18 Ook adviseert de RvS over het gisteren bij HHM ingediende verzoek van Gudula Stalpaerts, echtgenote van Hermes Neijts, om samen met haar twee kinderen en familie in Zevenbergen te mogen gaan wonen. De RvS kan dit niet toestaan.
HHM besluiten conform het advies.

19 De RvS tekent bezwaar aan wat betreft de akte van sauvegarde die gisteren aan Fransois van den Hove is verleend. De RvS meent dat dergelijke akten uitsluitend door hemzelf verleend behoren te worden. De Raad is gewoon de personen die uit deze provincies met een sauvegarde vertrekken om elders te gaan wonen, een akte te laten tekenen met de belofte dat ze ondanks de verandering van hun woonplaats onderworpen blijven aan de ordinaris en extraordinaris lasten van de provincies waaruit zij vertrekken. Bovendien bedingt de RvS een maandelijks geldbedrag. Indien HHM dergelijke akten blijven verlenen, zouden ze op zijn minst de regelgeving van het land in acht kunnen nemen.
Er wordt geen resolutie genomen.

20 Rantwyck rapporteert dat ambassadeur De Beaugij antwoord verzoekt op de brief van de koning van Frankrijk d.d. 12 feb., die hij op 8 april aan HHM heeft laten afgeven. De brief betreft het nemen van maatregelen ten aanzien van de overlast en excessen die soldaten van deze zijde begaan op het platteland van Luik.
HHM zullen op de brief een antwoord formuleren. Ze hebben het wangedrag op het platteland van hun neutrale buren bij plakkaat strikt verboden. Overtreders zijn bestraft als de klachten met behoorlijke informatie bij de krijgsraad van het garnizoen of bij de RvS werden ingediend. HHM geloven dat niet alle excessen van delinquenten zijn ontdekt en soms zijn de schuldigen de dans ontsprongen. Vosbergen, tegenwoordig in extraordinaris ambassade naar de keurvorst van Keulen, wordt verzocht de overlast en excessen en hun bestrijding, nader te bespreken met de keurvorst en daarnaar te handelen. HHM twijfelen er niet aan dat de inspanningen van Vosbergen succes zullen hebben en de koning van Frankrijk tevreden zal zijn.

1 Geïnsereerd in S.G. 55 en gedrukt: Aitzema, S. & O. kwarto III, 4-6/folio I, 944-945.