10
Beaumont rapporteert ter vergadering zich conform
de resolutie van HHM van 28 april bij ambassadeur
De
Beaugij te hebben vervoegd. Hij heeft alle denkbare
redenen
aangevoerd om zich te excuseren voor het verzochte verlof van zes
maanden voor vuurwerker
La Roche
om
gedurende
die tijd in dienst van de
Franse
koning te
treden. De ambassadeur heeft het excuus niet willen aannemen en
heeft het verzoek van de koning herhaald. Hij voegt
eraan toe dat hij gedurende zijn verblijf alhier bij HHM niets voor
elkaar heeft gekregen. De koning zou daardoor kunnen denken dat het
aan
inspanningen van zijn kant ontbreekt of dat hij de redenen waarop
het
verzoek van de koning is gebaseerd, niet goed overbrengt.
Daarnaast laat Beaumont weten dat de ambassadeur wenst dat de genomen resolutie betreffende
Jan Pissaut in gunstige zin wordt gewijzigd. Ook zal besloten
moeten worden over de in beslag genomen schepen die door Fransen
in de haven van
Vlaanderen waren gekocht. Deze waren eerder door
de vijand van ingezetenen van dit land afgenomen.
Ten derde rapporteert Beaumont dat de ambassadeur een voorschrijven
heeft verleend aan zijn
collega-ambassadeur te
Brussel. Hij hoopt dat door zijn bemiddeling bij de
Infanta de
Basken die door de
Duinkerkers gevangen
zijn genomen
met hun
harders worden vrijgelaten, opdat zij in het
komende seizoen de
Noordse
Compagnie in Zeeland
met de walvisvaart kunnen
dienen.
Op het eerste punt besluiten HHM Z.Exc. de
prins van Oranje te verzoeken en te machtigen om aan La
Roche verlof te geven zes maanden dienst te doen bij
de
koning. Ten tweede besluiten HHM te blijven bij hun resolutie in
de
zaak Jan Pissot. Eerdaags zullen
zij in de casus positie treden
over
de resterende van de Fransen in beslag genomen schepen. Tot slot
wordt Beaumont
bedankt voor zijn moeite.