7
HHM lezen de memorie van resident
Dudleij Carleton. Hij verzoekt een schip met goederen dat geruime tijd
geleden uit
Duinkerke is gekomen en door kapitein
Van der Zee is veroverd en naar
Rotterdam is gestuurd, terug te geven of
op
zijn minst de opbrengsten ervan.
Hierop kan niet worden ingegaan omdat schip en lading overduidelijk rechtmatige buit zijn en het geld daarvan reeds geruime tijd geleden is verdeeld volgens 's lands regels.