Tijdens het werk aan de brieven van Johan de Witt komen we vaak bijzondere zaken tegen. Dat kunnen noemenswaardige personen zijn, vreemde voorvallen, persoonlijke voorvallen, opvallende materiële zaken, enzovoort. Vooruitlopend op de lancering van de database met de correspondentie van Johan de Witt zullen we hiervan via blogpagina's en tweets regelmatig melding maken. Volg ons daarom ook via Facebook: Johan de Witt NL, Instagram en Twitter: @JohandewittNL.
 
Constantijn Huygens en Johan de Witt
 
Handtekening van Constantijn Huygens onder een document over de aanleg van de Zeestraat Nationaal Archief, archief NL-HaNA Raadpensionaris De Witt, 3.01.17Constantijn Huygens (1596-1687) kreeg een zeer zorgvuldige opvoeding van zijn vader Christiaan, secretaris van Willem van Oranje en de Raad van State. Toegevoegd aan ambassades maakte hij diverse buitenlandse reizen. In 1625 werd hij benoemd tot secretaris van Stadhouder Frederik Hendrik en begeleidde hij de 'Stedendwinger' vaak op diens veldtochten. Ook onder Willem II functioneerde Constantijn als secretaris en hij diende de Oranjes ook als raad en rekenmeester. Gedurende vele decennia functioneerde hij op deze wijze als belangrijke spil binnen de hofhouding. Daarnaast was zijn familie verwant aan invloedrijke Hollandse ambtsdragers en ambtenaren.
Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk na de plotselinge dood van Willem II in 1650 was een uitgesproken moeilijke periode voor Constantijn. Hij had niet langer een Oranje-Stadhouder als beschermheer en moest moeite doen om zijn positie te handhaven. De aard van zijn activiteiten verschoof van het persoonlijke secretariaat dat hij voor de Stadhouders had gevoerd naar het lidmaatschap van de Nassause Domeinraad, het orgaan dat de bezittingen van de Oranjes beheerde.
Tijdens het eerste Stadhouderloze Tijdperk (1650-1672) wist Johan de Witt als raadpensionaris van de Staten van Holland steeds meer macht naar zich toe trekken en verschoof de prominente rol van de Oranjes - en dus ook die van Constantijn - naar de achtergrond.
Constantijn Huygens, gravure van C. Netscher in Korenbloemen, 1656, Koninklijke Bibliotheek Den Haag, 302E52; Johan de Witt, atelier van Adriaen Hanneman, Wikimedia CommonsJohan de Witt en Constantijn Huygens waren tijdgenoten en hebben veel in elkaars omgeving verkeerd. In de geschiedschrijving is echter weinig bekend over hun relatie en er is geen correspondentie tussen hen bewaard gebleven. Dat laatste is te verklaren uit het feit dat ze elkaar vermoedelijk vaak in levende lijve tegenkwamen en zodoende niet hoefden te schrijven. Het gerucht gaat dat het tussen hen niet echt boterde. Of dat werkelijk zo was, zou nog eens goed moeten worden uitgezocht. Toch zijn er veel raakvlakken tussen Johan en Constantijn.
 
L'Ordre de l'Union de la Joye
Zowel Johan de Witt als Constantijn Huygens waren begin jaren vijftig van de zeventiende eeuw chevalier van l'Ordre de l'Union de la Joye, oftewel de Orde van de Vereniging van de Vrolijkheid, een schertsorde die geleid werd door grootmeesteressen Amélie en Trajectina van Brederode, dochters van Johan Wolfert van Brederode. In deze besloten kring vermaakte de Hollandse elite zich met dans en zang en wat dies meer zij. Voor zowel Constantijn maar vooral voor de jonge Johan - die bij aanvang van zijn lidmaatschap nog geen raadpensionaris was - was deze Orde een omgeving waarin men op een ontspannen manier kon 'netwerken'. Huygens en De Witt wilden graag deel uitmaken van deze voornamelijk uit aristocraten bestaande coterie en hun deelname was kennelijk geaccepteerd. Zie ook het blog over Johan de Witt: Ridder in de Orde van de Vrolijkheid
Anna Trajectina (Treesje) en Amalia (Amélie) Margaretha van Brederode, door Gerard van Honthorst, 1650-1656, Instituut Collectie Nederland 
Gemeenschappelijke correspondenten
In de correspondentie van Constantijn Huygens, die al voor een groot deel online raadpleegbaar is, zijn geen brieven van of aan Johan de Witt aangetroffen. Wel bevinden zich in het archief van Johan de Witt vier brieven van Constantijns zoon Christiaan aan Johan de Witt. Ook is er een brief van Johan aan Christiaan van 7 februari 1664 waarin de eerste schrijft dat hij verheugd is te vernemen '... dat Uw Ed.ls horologiën door preuve op zee genomen goede hope overlaeten om op groote voyagen tot het vinden van de lengte Oost- ofte Westwaerts te connen dienen'. (1) De relatie tussen Johan en Christiaan zal in een ander blog worden behandeld.
Hoewel Constantijn en Johan waarschijnlijk niet vaak met elkaar correspondeerden, is er wel een grote overlap in hun netwerk van correspondenten. Opmerkelijk is ook dat zich daarin veel personen bevinden die zich vóór de aanvang van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk tot Constantijn, als secretaris van de Stadhouder, richtten om voorspraak, terwijl dezelfde personen zich met dit soort verzoeken in de jaren vijftig en zestig van de zeventiende eeuw tot de raadpensionaris wendden. Het moet voor Constantijn een bittere pil zijn geweest om zijn rol zo uitgespeeld te zien. Sterker nog, in 1658 moest hij De Witt zelf om voorspraak benaderen.
 
Voorspraak
Constantijn zou zich uit vaderlijke plichtsbetrachting herhaaldelijk inspannen om zijn zonen aan een betrekking te helpen. Zo wendde hij zich tot Johan de Witt om zijn zoon Constantijn junior aan te bevelen voor een benoeming tot raadsheer bij het Hof van Holland. Over deze kwestie, is, behalve Constantijns eigen aantekeningen, geen documentatie bewaard. Het ging om de vervulling van de vacature die was ontstaan na het vertrek van dr. Adriaan van Almonde, die tot Raad van Indië was benoemd. (2) Tegelijkertijd had Constantijn zich tot zijn goede vriendin Béatrix de Cusance, hertogin van Lotharingen, gewend om voor hem een aanbevelingsbrief te schrijven aan Jacob van Wassenaer Obdam, luitenant-admiraal van Holland en West-Friesland en lid van de Ridderschap van Holland. Béatrix stemde daarmee in, en in haar brief, vermoedelijk door Constantijn zelf opgesteld, sprak zij de wens uit dat Obdam een goed woordje voor Constantijn junior zou doen bij de Ridderschap van Holland, die het benoemingsrecht hadden over het ambt. (3)
Constantijns gelobby bij de hertogin van Lotharingen, Obdam en De Witt haalde niets uit. Zijn zoon werd niet benoemd. In zijn Mémoire pour mes enfants liet vader Constantijn zich daar zeer verbitterd over uit. (4) Met naam en toenaam noemde hij enkele edelen en zelfs Amalia von Solms die in deze zaak hun loyaliteit ten opzichte van hem hadden betoond, maar ook degenen die hem in de steek hadden gelaten. Ook haalde hij uit naar Johan de Witt, door Huygens 'le Grand Estimateur' [estimateur = prijsbepaler, taxateur] genoemd, die, zo foeterde hij, behoorlijk bij hem in het krijt stond na alles wat hij voor hem had gedaan. (5)
 
De moord op de gebroeders De Witt
Er is geen reactie bekend van Constantijn na de moord op Johan en Cornelis op 20 augustus 1672. Wel is er een brief van Huygens aan Willem III van 18 juli 1672 waarin hij de Stadhouder aanraadt niet in te gaan op een brief van De Witt, waarin de laatste zich verdedigt tegen de beschuldigingen van knoeierij met geld en het verwaarlozen van het leger. Dit advies van Constantijn negeerde Willem III overigens. Hij had De Witts brief wel enigszins tegemoetkomend beantwoord, maar hem niet vrijgesproken van de schuld van het verwaarlozen van het leger.
Toen het nieuws over de gruwelijke moorden Constantijns zoon Christiaan in Parijs had bereikt, uitte deze zijn afschuw daarover in een brief aan zijn broer Lodewijk van 4 september 1672. (6) Zo erg waren hun misdaden toch niet geweest dat de broers De Witt dit met de dood hadden moeten bekopen, meende Christiaan. Hun uiterst beschaafde vader Constantijn was vast dezelfde mening toegedaan.
Ineke Huysman, 30 april 2017
Noten
- (1) Deze brief is als enige van de vier opgenomen in de Oeuvres Complètes van Christiaan Huygens, deel V, p. 23-24, nr. 1201.
- (2) Almonde zou nog tijdens zijn reis naar Indië overlijden.
- (3) Béatrix en Constantijn. De briefwisseling tussen Béatrix de Cusance en Constantijn Huygens 1652-1662 (Amsterdam 2009) Ineke Huysman en Rudolf Rasch (eds.), nrs. 49, 50, 52, 53, 64, 65, 66.
- (4) Constantijn Huygens, Mémoires de Constantin Huygens, Th. Jorissen (ed.) ('s-Gravenhage 1873) 176-196. Vgl. S. Groenveld, 'C'est le père, qui parle': Patronage bij Constantijn Huygens (1596-1687)', Oranje-Nassau Museum. Jaarboek (1988) 53-106.
- (5) Huygens, Mémoires, 179-182.
- (6) Oeuvres Complètes van Christiaan Huygens, deel VII, p. 218-219, nr. 1908.