Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

13/05/1922

zaterdag 13 mei 1922

Ziezoo. De week is om. ’t Is wel de zwaarste week geweest die ik nog gehad heb. Ik zie er dankbaar op terug. Alles is boven alle verwachting goed gegaan. De  Arbeidswet is aangenomen, met alleen de stemmen der socialisten tegen en dat terwijl niet één der talrijke voorgestelde amendementen tegen mijn zin is aangenomen! Merkwaardig was ook dat naarmate de behandeling vorderde de toon steeds welwillender werd. En aan ’t einde ’t bijzondere feit dat mr. Marchant namens de vrijzinnig-democraten verklaarde dat zij, die bij de algemeene beschouwingen verklaard hadden tegen de wet te zullen stemmen, door de verdediging van den minister overtuigd waren geworden dat zij de bezwaren al te donker hadden ingezien en dus nu vóór zouden stemmen!

            Ik was bij de behandeling goed op dreef, maar tenslotte toch wel vermoeid. Gisteren kwamen nog drie wetsontwerpen van me aan de orde: wijziging Ouderdomswet, Landbouwongevallenwet en Wet Rijksverzekeringsbank. Ze werden alle drie met algemeene stemmen aangenomen. Op de Landbouwongevallenwet waren eenige  amendementen, die ik na eenige wijziging, kon overnemen. ’t Was ’t slot van de Kamerzitting, ’t einde der vierjarige periode. Voor mij een aangenaam slot. Van alle zijden kwam men mij gelukwenschen. Typisch was dat eenige sociaal-democraten naar me toekwamen die zeiden: Excellentie, we hebben de laatste dagen ’n beetje gebakkeleid, maar dit moet u van ons gelooven: als er na de verkiezingen weer ’n rechtsch kabinet komt, dan hopen we dat u minister van Arbeid blijft!

            Met de tractaten van Washington heb ik geboft. Dresselhuys had er een groote rede tegen willen houden. Maar donderdagavond kwart voor elven, werd ik door de griffier opgebeld: ’t schiet op, als u gauw komt, kunnen de tractaten nog behandeld worden. Met ’n auto gauw naar de Kamer, even elf uur was ik er. En over half twaalf kwamen de tractaten aan de orde.

’’t Woord is aan den heer Dresselhuys.’ …

’Is hij er niet? Niemand anders ’t woord? Niemand stemming? Dan aangenomen!’[27]  Daar ben ik fijn afgekomen! De Tweede Kamer is nu naar huis.

            Nu nog de volgende week de Eerste Kamer. Eerst dinsdag mijn begrooting en dan alle wetsontwerpen welke de Tweede Kamer de laatste twee weken van me aannam. Dat is nog ’n zware week. Maar dan ben ik er ook af. Zaterdag worden de Staten-Generaal ontbonden. Wat ’n rustig idee! En ga ik dan de rust in?

[27] De volgende twee bladzijden in het manuscript zijn onbeschreven.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)