vorige (24-3-1922) | | volgende (5-4-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 01/04/1922 zaterdag 1 april 1922 Geen blad kan ik opnemen of ik vind er een of meer artikelen in over de Arbeidswet. Lize zei gisterenavond: kun je me nu eens een krant geven, waarin geen artikel over jou staat? Ik keek den heelen bundel na: er was er geen een bij! In ’t algemeen is de geheele rechtsche pers gunstig, ook de Roomsch-katholieke Volkskrant. Maar nu heeft – juist op mijn verjaardag! (verleden jaar kwamen ze mij dien dag mijn door Molkenboer geteekend portret aanbieden!) – het R.K. Vakbureau stelling genomen tegen de 48-urige werkweek. De leiders hebben ’t anders gewild, maar ze zijn overstemd. Vanavond staat ’t adres in de bladen dat ’t Vakbureau nu daarover gezonden heeft. ’t Is uitstekend van toon, maar zeer beslist tegen de 48-urige week in de wet; ze willen hem wel bij collectief arbeidscontract toelaten. Het christelijk vakbureau daarentegen heeft zich met de 48-urige werkweek akkoord verklaard. Deze verdeeldheid onder de rechtsche arbeiders zal bij de behandeling in de Tweede Kamer een onaangename situatie scheppen, waaruit de sociaal-democraten munt zullen slaan. Ik zal met héél veel takt moeten optreden om de Roomsche arbeiders niet al te zeer te prikkelen en toch voet bij stuk te houden. In de linksche pers gaan de sociaal-democraten door met de Roomsche arbeiders op te hitsen, terwijl de vrijzinnige bladen nu honen, omdat ik nu terugkrabbel en doe, wat ik den heeren Drion cum suis voor eenige maanden verweet: meegaan met de reactie. Op sympathieke wijze schrijft daartegen mr. Elout in Het Handelsblad die op zeer juiste gronden aantoont dat hier van reactie geen sprake is, noch van kiezersvrees: als ik politieke of persoonlijke oogmerken had gehad, zou ik niets hebben toegegeven, desnoods met éclat zijn afgetreden en bij de arbeiders zou ik de held van den dag zijn geweest! De actie-Cranenburg loopt, zooals ik verwacht had, op verkeerd spoor. Aengenent heeft me uitvoerig meegedeeld, wat er op de laatste vergadering is voorgevallen. Ook hij bevestigde dat er met geen woord over mij was gesproken. Maar ’t ging in hoofdzaak over de belastingen en over de arbeiders in de Tweede Kamer. Tot een gunstig besluit kwam men niet. Daarna hebben de heeren met 30 tegen 16 stemmen besloten om eigen candidaten te gaan stellen. Daarvoor op 7 april een vergadering te Utrecht. De oogen gaan nu velen open: ze trekken zich terug. Onderwijl heeft deze zaak veel kwaad gedaan. De arbeiders zijn meer geprikkeld dan ooit. Ik vrees dat deze conservatieve actie tot eenig gevolg zal hebben, verlies van tienduizenden stemmen aan … de sociaal-democraten! Morgenavond ga ik met Lize naar Warmond om maandag daar Aengenents zilveren priesterfeest te vieren. In Het Centrum van vanavond heb ik een kort artikeltje over hem geschreven. Na Paschen wordt ‘t druk: in de Tweede Kamer Arbeidswet, Landbouwongevallenwet en Invaliditeits- en Ouderdomswet en in de Eerste Kamer mijn begrooting. Vandaag treedt de gewijzigde Ongevallenwet in werking. Vanmorgen naar Amsterdam geweest om Van Duyl, bestuurslid van Rijksverzekeringsbank, een Leeuw te brengen en een der ambtenaren het officierskruis Oranje-Nassau. Ook de chef van de afdeeling verzekering heeft een Leeuw gekregen. Die verheugde en dankbare harten! |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |