vorige (20-6-1924) | | volgende (28-7-1924) | kalender |
dagboekcahier 9 01/07/1924 dinsdag 1 juli 1924 Vrijdag 20 juni teekende ik ’t laatst iets op. Wat is er sindsdien niet al gebeurd! Zaterdag 21 juni trok ik naar Aengenent, die me geschreven had: als pater Beukers je niet helpen kan, dan weet ik misschien nog wat. Ik werd heel aardig ontvangen, at met praeses en professoren en praatte daarna ’n uurtje met Aengenent. Hij had maandag 23 juni kanunnikenvergadering en wou er dan met mgr. Callier over praten. Hij dacht wel dat deze, al was ’t dan maar tijdelijk, helpen kon. Nu, ’t was ’n idee, maar toch liever niet! Om vijf uur was ik weer thuis en … pater Beukers had opgebeld en aan Nel de boodschap achtergelaten: ze moest mij maar zeggen, dat alles in orde was, dan wist ik ’t wel! Wat ’n heerlijke tijding. Zondag ging ik met hem praten en – kreeg f 32.500 mee! Daarmee kon ik ’t krediet aflossen en mijn effecten terugkrijgen. Dinsdagavond kwam Smits ermee en de zaak was in orde! Woensdag tot vrijdag mijn begrooting in de Eerste Kamer. Wat hebben ze lang gepraat! Vrijdag had ik naar Noord-Holland gemoeten om de Provinciale Waterleiding te openen. Dat ging dus niet. ’t Debat was voor mij zeer aangenaam en de begrooting werd zonder stemming aangenomen! Ook ’t wetsontwerp op de Lloyd kreeg ik er door met slechts twee stemmen tegen. Dat viel dus mee! Zaterdagochtend trok ik naar Heerlen. Lies was aan ’t station om me af te halen. Wat had haar de vacantie goedgedaan! Ze zag er uitstekend uit. En zoowaar: de jonge moeder An was er ook! Ze zag er ook bijzonder goed uit. Met ’n auto gingen we naar Hoog Heer en ’t eerste werk was natuurlijk ’t kleinkind bewonderen! ’n Klein dotje, maar goed gezond. Jammer, dat moeder Meuleman, eigenlijk mevrouw Joosten, de schoonmoeder, ’t erg slecht maakte, daardoor was de stemming niet zoo prettig als anders. Lies heeft ’t daarmee ook slecht getroffen. Maar gelukkig voor An, dat ze gebleven was. Maandag vier uur gingen we terug. Frans en Nel stonden in Rotterdam aan ’t station om moeder en kleine af te halen. De reis was uitstekend gegaan! Groot gejuich toen we thuis kwamen: dat was nog nooit gebeurd, dat Lies tweeënhalve week afwezig was geweest en nog nooit is ze zonder mij uitgeweest in onze 26 jaar! Vandaag weer onmiddellijk aan den slag: om tien uur ministerraad, om één uur Tweede Kamer: verlenging Schoenwetje. Tot mijn verbazing kreeg ik ’t er al weer door, met ’n kleine meerderheid: zes stemmen. De geheele linkerzijde en de Christelijk-Historischen stemden tegen! In den ministerraad deelde Colijn mee, dat de Rotterdamsche Bank was vastgeloopen. Bij liquidatie zou er 115% op de aandeelen kunnen uitgehaald worden. De Nederlandsche Bank was bereid bij te springen, mits onder garantie van den staat. We besloten daartoe. Het zou anders ’n debacle geworden zijn! Maar ’t zijn toch wel ernstige tijden, die we beleven! ’t Faillissement van ’t Spaarfonds is ook niet doorgegaan. Er schijnt nu surséance te komen. Ik ben er gelukkig nu heelemaal buiten, wat er ook gebeurt. |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |