Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 9

20/06/1924

vrijdag 20 juni 1924

Goddank! de uitkomst is er, althans vrij zeker. Zaterdagochtend stond in de krant, dat er een comité was gevormd tot bescherming der spaarders van ’t Spaarfonds. Daarbij was mr. Ledeboer. Dat bracht me op ’t idee naar hem te gaan. Gelukkig was hij thuis. Ik vertelde hem alles. Hij zei: ‘Maar je moet geholpen worden, ik zal me er voorspannen. Je bent in die moeilijkheid gekomen door je lange ministerschap. Ik heb daar zelf mee schuld aan, omdat ik Ruijs steeds aangespoord heb, dat hij je niet mocht laten gaan. Maar daarom moet je  nu ook geholpen worden.’ Maar hoe? Hij wilde eenige menschen raadplegen. ’t Bezwaar was, dat ik natuurlijk liefst zoo weinig mogelijk ruchtbaarheid had! Toen vroeg hij eensklaps:

‘Wat denk je van den provinciaal der Jesuïeten? Pater Beukers?’

‘Ja, dat is ’n tijdgenoot van me in Katwijk. Daar had ik niet aan gedacht. Wie weet?’

            Zondagochtend ging ik naar hem toe en vertelde hem alles, ook ’t gesprek met Ledeboer. ‘Ik ben ’t geheel met hem eens. Misschien kan ik je zelf wel helpen. ’k Zal ’t dadelijk na laten gaan.’ En nu kreeg ik vanmorgen een briefje van hem, dat hij reeds 20.000 had en als ik geen kans zag om ’t ontbrekende, nog twaalf en half mille, te vinden, dan zou hij daar ook misschien nog wel voor kunnen zorgen!

            ’k Ben vanmiddag bij mijn heerbroer geweest. ’k Wou hem niets vragen en hij bood uit zichzelf niets aan, vermoedelijk, omdat uit ’t briefje van pater Beukers bleek, dat hij er wel voor zorgen zou.

            Vanmorgen kreeg ik ook ’n brief van Aengenent,  die me schreef: als Beukers niet slaagt, dan weet ik nog ’n adres. ’k Ga dus morgen even naar Warmond. ’k Zou ’t prettig vinden, als pater Beukers niet voor ’t geheele gedrag behoefde te zorgen.  Alleen er is haast bij. Donderdag is al ’t faillissement van ’t Spaarfonds aangevraagd. De rechtbank gaf acht dagen uitstel. Dus uiterlijk woensdag zou ’t krediet afgelost moeten zijn om te voorkomen dat mijn naam op de lijst der debiteuren komt.

            En – dinsdag a.s. begint de Eerste Kamer met m’n begrooting en ’t wetsontwerp over het voorschot aan de Lloyd! Daar staat mijn hoofd nu net naar! Enfin, de ergste zorg – dat ik heelemaal geen uitkomst zag – is nu voorbij. Toontje heeft goed geholpen, zou omoe zeggen!

            Uit Heerlen steeds goede berichten. An maakt ’t best en de kleine Lies drinkt als ’n Limburger! Grootmoeder Lies is er nog. 30 juni ga ik grootmoeder, dochter en kleindochter halen! Als dan de zaak in orde is, dan wordt ’t ’n heerlijke reis!!

uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932)