vorige (24-7-1915) | | volgende (5-8-1915) | kalender |
dagboekcahier 5 02/08/1915 maandag 2 augustus 1915 Vandaag zonderling nieuws gehoord. Hedenmiddag kwam bij de directeur van Futura mr. Veraart. Hij zeide dat hij vrij waarschijnlijk wel spoedig op zou houden secretaris van de Bond van Boekdrukkers te zijn, want … de vorige week vertelde prof. Van Blom te Delft hem dat hij (Van Blom) zeer waarschijnlijk benoemd zou worden tot opvolger van prof. Greven te Leiden en dat hij dan al zijn best zou doen om hem – mr. Veraart – tot zijn opvolger te Delft te maken. Zou ’t waar zijn? Zoo ja, dan ware ’t zeer te betreuren. Veraart is een nog jong broekje, ongenietbaar pedant en, hoewel particulier een brave jongen, als economist zuiver oud-liberaal. Reeds in zijn proefschrift over ’t arbeidsloon kwamen zonderlinge dingen voor. Maar voor eenige maanden hield hij in de Roomsch-Katholieke Studentenvereeniging te Delft een te betreuren redevoering over economie en moraal, welke terecht ergernis gaf. Vooreerst wegens den eigenlijken inhoud: dat economie niet met moraal te maken heeft. Maar vooral wegens de laatdunkende wijze, waarop hij over de katholieke economisten sprak. Van pater Pesch, wiens groote Lehrbuch terecht zelfs door niet-katholieke geleerden op zeer waardeerende wijze besproken werd, zei hij onder andere dat in zijn drie dikke deelen geen enkele oorspronkelijke gedachte te vinden was! Terecht heeft hij van verschillende zijden op zijn kop gehad. En dat nu deze jongeman, hoe bekwaam misschien overigens ook, de eerste katholieke professor in de economie in ons land zou zijn, dat ware toch wel zeer betreurenswaardig. Wat ik hoorde heb ik terstond aan mr. Loeff en dr. Nolens geschreven, van wie ik tot heden nog geen syllabe hoorde! Vooral na de krachtige wijze waarop Loeff deze zaak eerst aangepakt heeft valt het absolute niets doen thans me bitter tegen. Blijkbaar heeft hij bij Cort nog geen enkele poging gedaan om de zaak door te zetten. Mijn reis naar Berghem is een totale mislukking geweest, hoewel ik me uitstekend geamuseerd heb. Eerst ging ik naar Oss, waar ik pater dr. Cyprianus Verbeek o.c. bezocht: hij is een groot vriend der Jurgensen. Vandaar zou ik ’s middags naar Berghem gaan om dan bij Hein Bijvoet, den notaris der Jurgensen, te logeeren. Ik was echter nog geen half uur bij hem, toen Lize me telegrafeerde dat … Bijvoet getelefoneerd had dat hij me wegens ziekte niet kon ontvangen! Ik bleef toen in het klooster der Carmelieten logeeren. Een echt gezellige avond was [het]! Den volgende morgen reed ik – met pater Kleyntjens s.j. – naar Mariëndaal, om pater Lunter te bezoeken. Daar dineerde ik. Wederom een gezellige middag met enkele oude pères die ik van Katwijk nog kende: pater Bosch en pater dr. Wilde. Per auto vertrokken we ’s avonds naar Nijmegen, waar ik in ’t St. Canisius-college logeerde. Daar trof ik onder andere mijn oud-studievriend pater Raaymakers! Wederom bleven we tot twaalf uur ’s nachts met een clubje praten. Den volgenden dag bezocht ik Jongmans in Groesbeek: weer een mislukking, hij lag ook ernstig ziek te bed! De eigenlijke Jurgens die ’t meest vrijgevig is, Anton, en dien ik persoonlijk bezoeken wilde, was juist daags tevoren voor drie weken naar Duitschland vertrokken. Dat is nu eens pech hebben! Tenslotte ook nog – slecht – nieuws over ’t Centrum. Maar ’t is nu al te laat; dat bewaar ik dus tot morgen.[40] [40] De voorgaande twee zinnen zijn in het manuscript met potlood doorgehaald. |
uit: Dagboek V (28 augustus 1904-18 october 1915) |