vorige (30-9-1918) | | volgende (7-10-1918) | kalender |
dagboekcahier 6 02/10/1918 woensdag 2 october 1918 ’t Is nu vandaag acht dagen geleden dat H.M. de koningin het besluit mijner benoeming als minister van Arbeid teekende. Wat is er in die acht dagen veel gebeurd! ’t Voornaamste is dat ik vandaag mijn eerste voordracht aan H.M. gedaan heb, namelijk om mr. dr. A.L. Scholtens te benoemen tot secretaris-generaal. Dat is een moeilijke keuze geweest en toch heb ik ’t éérst aan hem gedacht. Ik kwam op hem door deze gedachte: de hoofdtaak van ’t nieuwe departement zal in de eerste vijftien jaren ongetwijfeld betreffen de sociale verzekeringen. Eerst de invoering, aanvulling en wijziging der wetten van Talma, dan de uitbouw en tot eenheidbrenging ervan. Nu is mr. Scholtens indertijd bij ’t maken dezer wetten de rechterhand van Talma geweest. Dus. Overigens, overal, waar ik informeerde, vernam ik niets dan goeds over hem: hoogst bekwaam, volkomen eerlijk en betrouwbaar, met enorme werkkracht. Wat wilde ik meer? Reeds vóór mijn benoeming trad ik met hem in correspondentie. Hij wilde wel. Maar … , toen kwam Ruijs, gesteund door Heemskerk, die absoluut wilden dat ik mr. Lietaert Peerbolte zou nemen. En toen ik vrijdag op ’t departement kwam, werd mij door Van IJsselstein en door zijn secretaris-generaal mr. Versteeg, gezegd dat ik Nicolaï, chef van den Afdeeling Arbeid, moest nemen en geen ander. Daar zat ik! Ik heb aan alle kanten geïnformeerd; herhaaldelijk met Ruijs en Van IJsselstein en Heemskerk geconfereerd en ’t eind is geweest dat ik gisterenmiddag mijn besluit genomen heb: mr. Scholtens. Mr. Peerbolte en Nicolaï heb ik bij me laten komen om hun persoonlijk mijn besluit mee te deelen. Dat ging me aan mijn hart: ze zijn beiden ook uitstekende ambtenaren, respectievelijk elf en tien jaren ouder dan Scholtens. Ruijs had ook hierom Peerbolte willen hebben, omdat deze Anti-Revolutionair is: onder de tien secretarissen –generaal is er niet één man van rechtsch. Laat dus de elfde dit nu zijn. Dat wàs een sterk argument. Maar na mijn inlichtingen was de volgorde 1. Scholtens, 2. Nicolaï, 3. Peerbolte. Ik kon er niet toe besluiten, mijn eerste voorname benoeming een partijbenoeming te doen zijn. Eigenlijk was ’t mijn tweede benoeming: want reeds vrijdag heb ik den heer Schol aangesteld tot chef der secretarie van mijn kabinet; dit op enkel advies van mr. Versteeg. Ook dat is, geloof ik, een goede benoeming. Ik had echter geen tijd om te onderzoeken: ik moest iemand terstond hebben. Zaterdag werd ik echter opgebeld door mr. Simons, katholiek ambtenaar bij Justitie: ‘Ik heb gehoord dat u erover denkt om Schol tot chef van uw secretarie te benoemen. Dien moet u niet hebben; hij is vrijmetselaar en anti-katholiek, evenals Versteeg die hem u zeker aanbevolen heeft.’ Er was echter niets meer aan te doen. Maar de waarschuwing kwam in zoover op tijd, dat mr. Versteeg me nog verschillende andere ambtenaren ter benoeming had voorgesteld. Ik heb deze nu aangehouden en, hoewel er dringende haast bij is, zal ik nu eerst goed onderzoeken. Ik heb al heel wat bezoek aan mijn departement gehad: de commissaris der koningin in Utrecht en in Zuid-Holland, de burgemeester van Amsterdam, de afgetreden premier, mr. Cort van der Linden, die zeer ingenomen bleek met mijn praeadvies over de staatsmonopolies. Hij scheen er nogal gevoelig voor dat ik hem meermalen met instemming geciteerd had. Zaterdag wordt mijn praeadvies in de Vereeniging van Staathuishoudkunde en Statistiek behandeld. Ik zou graag nog wat over de twee vergaderingen van den ministerraad opteekenen, maar ik moet nu mijn praeadvies nog eens gaan doorlezen. Immers, hoewel dit geen gebruik schijnt, wou ik toch die vergadering gaan bijwonen en mijn praeadvies verdedigen. Waarom niet? |
uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918) |