Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 6

30/09/1918

maandag 30 september 1918

Vrijdagochtend elf uur kwam ik op ’t departement van Landbouw, Nijverheid en Handel aan, waarin ik voorloopig mijn kamers heb. Van IJsselstein ontving me vriendelijk. Hij ried me aan terstond een secretaris-generaal te benoemen en een chef voor mijn aanstaande secretarie. Ik raadpleegde zijn secretaris-generaal mr. Versteeg. Deze ried mij zeer sterk aan den heer Nicolaï als secretaris-generaal te benoemen, den chef van den afdeeling Arbeid, en als chef van mijn secretarie den heer Schol.

            Ik liet ze beiden komen. Schol heb ik  terstond benoemd; als sous-chef van de secretaris van Landbouw, Nijverheid en Handel was hij ook wel de aangewezen man. Maar Nicolaï wilde ik liever in petto houden. Ik telegrafeerde mr. Scholtens dat hij den volgenden dag bij me moest komen: hij is de rechterhand van Talma geweest bij de verzekeringswetten. Ik had hem tot secretaris-generaal willen benoemen. Versteeg ried me dat af: u moet hem tot raad-adviseur nemen, dan heeft u veel meer aan hem. Ik besprak dat met Scholtens. Deze had daar geen zin in; wel wilde hij secretaris-generaal worden. De premier, Ruijs de Beerenbrouck, en Heemskerk hadden me sterk aangeraden mr. Lietaert Peerbolte te nemen als chef van de afdeeling Volksgezondheid, die nu ook bij mijn departement komt. Hij is Anti-Revolutionair.

            Wat te doen? Ik heb verschillende personen geraadpleegd. Vanmiddag heb ik nog een lang onderhoud gehad met Ruijs. Hij bleef bij zijn opinie; ik hel meer over naar Scholtens. Aan hem heb ik meer voor de verzekeringswetten en daar ligt toch mijn hoofdtaak. Morgen beslis ik. Eerst  zal ik Scholtens nog eens laten komen. Blijft hij weigeren raad-adviseur te worden, dan benoem ik hem tot secretaris-generaal; zou hij ’t aannemen raad-adviseur te worden, dan benoem ik Peerbolte tot secretaris-generaal. ’t Is een zeer belangrijke benoeming, de belangrijkste dien ik in mijn geheele ministerschap te doen krijg. Van de secretaris-generaal, meer dan van mij, zal in de toekomst afhangen wat ’t nieuwe departement van den Arbeid worden zal.

            Ik heb nu drie dagen op mijn departement gezeten en ben telkens doodmoe thuis gekomen. Van tien tot vijf zit ik aldoor te confereeren. Ik heb vandaag niet eens tijd gehad om de post te openen! Vrijdag vier uur maakte ik mijn eersten ministerraad mee. Als ik tijd heb, teeken ik daar morgen wat over aan. Hij duurde tot half zeven! Morgen heb ik mijn eerste particuliere audiëntie: ’t bestuur van den Drukkersbond die over ’n collectief arbeidscontract komt praten. Verschillende arbeidersvereenigingen hebben ook al audiëntie aangevraagd. Donderdag 3 october heb ik mijn eerste algemeene audiëntie. Zoo zit ik midden in ’t werk. De Heer geve me kracht!

uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918)