Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 6

03/01/1916

maandag 3 januari 1916

Zoo zijn we al weer een nieuw jaar ingetreden. Zal het eindelijk vrede brengen? Helaas, het ziet er niet hard naar uit! De vreeselijke moordpartij gaat al maar door, thans al over de halve wereld. Wat zal het nog worden? Zullen wij er buiten blijven? God geve het. Maar gevaar is er nog steeds. Naar de regeering in de geheime zitting meedeelde, meent Duitschland dat Engeland een inval in ons land voorbereidt. Duitschland houdt daarmee rekening en heeft op onze oostgrens voortdurend een groote massa troepen. Wie weet, wat ons in dit jaar nog boven het hoofd hangt! God spare ons lieve vaderland!

            En wat zal met mij dit jaar gebeuren? Het professoraat te Delft is weer in een verder verschiet gekomen. Prof. Steger heeft prof. Volmer eens uitgehoord die hem het volgende meedeelde. De ‘Algemeene Afdeeling’ heeft aan hare drie leden Van Blom, Valckenier Kips en Volmer, opgedragen het advies aan curatoren voor te bereiden. Deze commissie was van meening  dat, wijl te Delft de arbeids- en fabriekswetgeving hoofdzaak is, gezocht moest worden naar een sociaalpoliticus eer dan naar een economist. Als zoodanig nu kwamen in aanmerking: mr. Tasman, oud-redacteur van het Sociaal Weekblad, Vrijzinnig Democraat, en meine Wenigkeit. Aber – men meende ons geen van beiden te kunnen aanbevelen, omdat we teveel aan actieve en actueele politiek hadden gedaan en daardoor die rustige onbevangenheid misten, welke voor het hoogleeraarsambt zoozeer vereischt is. Dus dan toch maar een economist. Van Blom wilde mr. Veraart. Maar Volmer was daar tegen: als men dan toch een katholiek wilde, dan ook iemand die als economist katholiek was en niet iemand die zijn best deed om niet te laten bemerken dat hij katholiek was. Dus ook mr. Veraart niet, wat me genoegen doet.

            Als nummer 1 zal nu aanbevolen worden mr. T. de Vries, privaatdocent aan de Handels Hoogeschool te Rotterdam. Hij is van huis uit Anti-Revolutionair, maar onder  ’t ministerie-Kuyper kwam hij in de oppositie; hij was de man die met zijn geld achter de actie van Staalman en zijn ‘christen-democraten’ zat. Een piezeltje aan politiek heeft hij wel gedaan! Maar voor hun geen bezwaar!

            Nummer 2 zal worden pater mr. Ch. Raaymakers s.j.!! Hij was reeds gevraagd en hij had terstond geantwoord bereid te zijn een professoraat aan te nemen behoudens toestemming van zijn provinciaal. Erg aardig is ’t niet van hem dat hij dit achter mijn rug om gedaan heeft. Nog kort geleden ontving ik een brief van hem om mijn gepasseerd-zijn te Leiden. Trouwens hij was één der zeer weinige menschen met wie ik deze zaak, kort nadat ik op de voordracht geplaatst was, besproken had. Maar enfin, hij zal er ook op de eerste plaats iets goeds mee zien te bereiken. En ongetwijfeld zou ’t iets buitengewoons zijn, wanneer niet alleen een katholiek, maar zelfs een jesuïet benoemd werd tot hoogleeraar te Delft! Maar als hij nummer 2 staat, zie ik hem nog niet benoemd. Ik betwijfel of curatoren  te Delft een jesuïet nummer 1 zullen plaatsen. En misschien is dit ook wel de listige speculatie van deze heeren. Ze hebben nu toch overtuigend bewezen dat zij mij volstrekt niet passeeren, omdat ik katholiek ben, immers, ze hebben zelfs een jesuïet op de aanbeveling geplaatst! maar … met de vrij groote zekerheid dat hij toch niet benoemd zal worden. Is deze vooronderstelling juist, dan heeft Raaymakers door zijn overijld aannemen leelijk in de anti-katholieke kaart gespeeld. Had hij mij geraadpleegd, ik had hem geadviseerd: neem aan, doch op voorwaarde – conditio sine qua non – dat gij nummer 1 op de aanbeveling komt. Dan hadden ze dit moeten doen en zoo niet, dan zou ’t curatoren niet onmogelijk zijn gemaakt mij nummer 1 te plaatsen evenals te Leiden. Doch – ’t is gebeurd!

            Als nummer 3 komt de oud-liberaal mr. Smissaert die jarenlang secretaris van de groote werkgevers vereeniging is geweest en als zoodanig de anti-tariefwet-campagne tegen ’t ministerie Heemskerk heeft geleid.

Toen ik dit verleden donderdag vernomen had en ’t aan Nolens meedeelde, was deze vreeselijk ontstemd! Hij vond ’t dom van Raaymakers dat hij zonder overleg met hem of met Loeff of mij had toegestemd. Hij meende dat hij toch geen kans zou hebben benoemd te worden, dat Cort tegen het benoemen van een jesuïet te Delft nog veel harder zou opzien dan tegen ’t benoemen van een katholiek te Leiden. Ik geloof dat hij ’t in z’n hart ook niet aardig vond om een jesuïet te pousseeren. Daar is hij nu eenmaal wereldgeestelijke voor!!

            Geheel anders was de indruk bij Loeff. Hij vond ’t heerlijk dat Cort, die mij te Leiden niet had durven benoemen, nu voor een jesuïet gesteld werd! Hij vond ’t ook veel beter: als Raaymakers te Delft benoemd werd, kon ik met een gerust geweten in de Kamer blijven.

            Ik ben nu wel zeer benieuwd, wat het einde van deze tragi-comedie zal worden! Maar dit staat al wel vast: ik word te Delft evenmin professor als te Leiden, tenzij …  Cort, om aan den jesuïet te ontkomen, mij zou willen voorstellen om mij buiten de aanbeveling om te benoemen, op grond dat ik reeds te Leiden nummer 1 gestaan had. Maar dan wordt het voor mij weer zeer moeilijk om aan te nemen. Tenzij Cort zou zeggen: indien gij neen zegt, benoem ik mr. T. de Vries. Enfin, we zullen maar kalm afwachten. Alleen hoop ik dat ’t weer geen vier maanden duurt, eer de beslissing valt!

uit: Dagboek VI (5 november 1915 – 12 november 1918)