Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

03/05/1921

dinsdag 3 mei 1921

Ziezoo, alle verjaringstelegrammen, brieven en kaartjes zijn nu beantwoord. Al mijn wetsontwerpen in de Eerste Kamer zijn aangenomen. In de Tweede Kamer wachten de gezondheidsdiensten, ziekenfondsen en arbeidsgeschillen op de memorie van antwoord, waar ’t departement nu mee bezig is. Ik ben van plan ’t nu een paar weken wat kalm te nemen. Donderdag is ’t Hemelvaartsdag. Zaterdag ga ik naar Roermond om ’t sanatorium te Horn te openen; daarna ga ik met Meuleman mee naar Heerlen. Daar blijf ik tot dinsdag. Dan naar Maastricht. Woensdagochtend vertrek ik dan naar Amsterdam, voor ’n vergadering van de D.O.S., waarvan ik commissaris ben. Dan komen de Pinksterdagen. Deze week behandelt de Kamer in de afdeelingen de grondwetsherziening. Ook daar dus rust!

            Juist kreeg ik vanmiddag bericht, dat de koningin me woensdag 11 mei wil zien. Juist was mijn brief naar de directeur van het Kabinet der Koningin weg, waarin ik  hem mededeelde, dat ik van zaterdag tot woensdagavond afwezig zou zijn. H.M. zal me dus wel een dagje later willen ontvangen. Iets bijzonders is er toch niet aan de hand. Of ’t moest zijn, dat er weer Oostenrijksche en Hongaarsche kinderen in het land komen.

            Ik heb weer moeite met Finantiën. Eerst wilde hij den woningbouw stopzetten. Gelukkig was de ministerraad verstandiger: ik kon doorgaan, mits binnen een maand bespreking in den ministerraad over de woningpolitiek. Nu vandaag kwam Ruijs weer met ’n voorstel om morgen ’n bespreking te houden over de werkverschaffing. Een post op een suppletoire begrooting voor werkloozensteun wordt ook door Finantiën tegengehouden. Evenzeer een post voor tuberculosebestrijding. Deze wil Finantiën wel laten doorgaan, mits ik ’t wetsontwerp op de ziekenfondsen, dat ± tien millioen per jaar zal kosten, laat liggen. Dat verdraai ik. Zoo is ’t altijd vechten. Tot nu toe heb ik, met wat toegeven op onderdeelen, voor de hoofdzaken in den ministerraad altijd mijn zin gekregen.  Zal dit echter zoo blijven?

            Zaterdag gaat Ruijs mee naar Roermond. In den trein zal ik eens goed met hem praten. We leven nu eenmaal in een abnormalen tijd. Dat Finantiën al die – toch crisis- – uitgaven uit de gewone middelen wil betalen (werkverschaffing, werkloosheid) moet hij weten; maar ik kan niet helpen, dat de toestanden abnormaal zijn en nog voorloopig zullen blijven.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)