Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

03/05/1933

woensdag 3 mei 1933

Gisteren om twaalf uur belde Colijn me op en deelde me mee dat hij zoojuist van de koningin terugkwam die hem opdracht had gegeven tot vorming van ‘een parlementair kabinet’. Hij  wilde nu voor iets te ondernemen graag eens rustig met mij, niet nog als voorzitter der katholieke kamerfractie, maar als vriend tot vriend spreken. Hij wilde daarvoor ’s middags bij mij komen. Ik antwoordde dat ik verheugd was over deze opdracht, zoowel om den persoon aan wien, als om den vorm waarin; ’t was geheel volgens mijn advies aan de koningin: een parlementair kabinet zonder nadere omschrijving; hij kon dus de vrijzinnig-democraten ook in de formatie betrekken en, slaagde hij daarin niet, een zuiver rechtsch kabinet formeeren. Daar hij ’t nu drukker had dan ik, zei ik dat ik om twee uur bij hem zou komen. Prachtig!

            Om klokslag twee uur belde ik bij hem aan en we hebben wederkeerig met volle openhartigheid zaken en personen besproken tot ruim vier uur. Hij had reeds een conceptprogram gereed en gaf mij dit mee om na te gaan wat ik erin veranderd zou willen hebben. Hij zou die veranderingen dan aanbrengen vóór hij ’t stuk naar de fractievoorzitters zond. Hij is van plan geheel over[een]komstig mijn advies aan de koningin te handelen: dus aanstonds de vrijzinnig-democraten in de formatie betrekken. Uitvoerig hebben we den finantieele toestand  besproken, die inderdaad nog ernstiger bleek dan ik me had voorgesteld. Rekende ik op een in 1934 te dekken tekort van 150 millioen, hij kwam op 180 millioen. Voor de tekorten der vorige jaren wilde hij, ter afsluiting, leenen. In de gegeven omstandigheden een te verdedigen politiek.

            Ook spraken we over de personen. En ook hier bleken onze gedachten geheel parallel te loopen. Allereerst vroeg hij mij in het kabinet te treden, ik mocht zelf ’t departement uitkiezen wat ik wenschte te hebben, behalve Binnenlandsche Zaken dat hij, ook volgens mijn advies aan de koningin, voor zichzelf reserveerde. Ik antwoordde hem dat het kabinet sterker zou zijn als ik er buiten bleef dan wanneer ik erin trad. Ik kon hem als voorzitter van de katholieke kamerfractie, beschikkende over 28 stemmen, meer steunen dan als minister. Temeer, omdat mijn opvolger zou zijn òf Van Schaik, die steeds aarzelende is, òf Ruijs, op wien men nooit bouwen kan. Ik heb nu in de twee moeilijke jaren na Nolens’ dood steeds een eenstemmig optreden der katholieke fractie kunnen verkrijgen. Colijn voelde de juistheid dezer redeneering. Wie dan? Als katholieke ministers noemde ik: Verschuur voor Economische Zaken, Deckers voor Defensie, beiden uit ’t zittend kabinet over te nemen. Verder Van Schaik. 

Colijn interrumpeerde me: ‘Maar niet voor Justitie; zijn denkbeelden over ’t huwelijksrecht bevallen me niet’. Hij dacht aan Arbeid en Volksgezondheid. Ik wees erop dat Van Schaik daar in 1929 voor bedankt had, omdat dit departement hem ‘niet lag’; hij wilde alleen Justitie. Verder noemde ik Welter voor Koloniën. Colijn had aan Feber gedacht. Ik zei: in elk geval niet Rutgers, die lijkt ons antiroomsch en slap, terwijl tegenover den sterk antikatholieken goeverneur-generaal een krachtige figuur noodig was. Daarom drong ik aan op Welter. Colijn had hem echter al bestemd voor directeur van een op te richten Zuiderzeemaatschappij die de inpoldering zou afwerken. Beiden dachten we aan Oud voor Finantiën. Hij dacht aan Marchant voor Arbeid en Slotemaker voor Onderwijs.

We hebben alles in de grootste openhartigheid besproken. Gisterenavond heb ik ook mijn opmerkingen op zijn concept regeeringsprogram geschreven en hem die vanmorgen bezorgd. De copie bewaar ik. Toen ik bij Colijn uit de deur kwam, werd ik door vier fotografen onder vuur genomen.[5]

Vanmorgen vroeg werd ik al opgebeld door Bongaerts. Ik zit met hem. Hij wil absoluut weer minister van Waterstaat worden en ik zou  hem gaarne willen helpen. Maar ik vrees dat Colijn hem niet zou willen hebben. Voor Waterstaat dacht hij aan den tegenwoordigen directeur-generaal Ringers om ook één liberaal in ’t kabinet op te nemen. Bongaerts drong erop aan dat er vijf katholieken (op tien!) in het kabinet zouden komen. Toen hij dit in de Kamerclub zei, zaten de lui te lachen! Begrijpelijk, ’t was al te doorzichtig.

Ik wacht nu af wat ik van Colijn te hooren zal krijgen. Ik ben vooral benieuwd of hij met Marchant is kunnen opschieten. Ik zou ’t ook persoonlijk aangenaam vinden als dit gelukt. Reeds 20 jaar geleden heb ik betoogd dat wij naar samenwerking met de vrijzinnig-democraten moesten streven. En nu heb ik dit in november in mijn groote kamerrede en in mijn verkiezingsrede te Almelo voorbereid. De altijd wel niet onbetrouwbare, maar toch steeds onberekenbare christelijk-historischen zouden we daardoor beter in de hand krijgen.

[5] Op de voorgaande bladzijde van het dagboek is een ongedateerde krantenfoto ingeplakt, die Aalberse toont bij het verlaten van het huis van formateur Colijn.

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)