Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 8

03/10/1921

maandag 3 october 1921

Vandaag weer een lange en vermoeiende ministerraad gehad, bijna geheel gevuld met een bespreking over mijn voorontwerp landbouwarbeidswet. Ruijs opende ’t vuur, quasi tegen Van IJsselstein, dat hij niet genoeg voor den landbouw had gedaan om spoedig van batterij te veranderen door te zeggen dat ik teveel tegen de landbouw had gedaan. Toen kwam ook Van IJsselstein los. Ik heb rustig, maar stevig van me afgebeten. ’t Eenig practisch resultaat is geweest dat ik beloofde in ’t vervolg voorontwerpen die naar den Hoogen Raad van Arbeid om advies gingen vooraf in den ministerraad [te][15] brengen, omdat ik ze thans tevens publiceer. Ik kon niet ontkennen dat door die publicatie de situatie anders was dan vroeger. ’t Duurde tot 7.10! Ruijs was tegen mij zeer vriendelijk, maar zeer scherp over Nolens. Deze  was veel te rood  – voelde niet genoeg voor de coalitie – hield zich zoo, dat hij ook met de vrijzinnig- en sociaal-democraten mee zou kunnen gaan, enz. Of dit tegen mij bedoeld was, weet ik niet. Maar ik verdedigde Nolens krachtig.

            Ik heb ’n drukke veertien dagen. Alle dagen drie à vier conferenties. Morgen: om kwart voor tien met bestuur Rijksverzekeringsbank, om half elf kamerlid Van Dijk, om elf uur directeur Werkloosheidsdienst, om half twaalf minister van Finantiën over werkloosheidsverzekering en werkverschaffing. Zaterdag moet ik de internationale hygiënische tentoonstelling te Amsterdam openen, waarna diner, dinsdag congres sociale verzekering te Utrecht openen. Volgende week woensdag tot vrijdag drie wetsontwerpen in de Tweede Kamer: wijziging Arbeidswet, steenhouwerswet en wijziging Invaliditeitswet. Onderwijl nog wat in de Eerste Kamer. En dan vrijdag nog vergadering van den Hoogen Raad van Arbeid! ’t Is welletjes!

            Vanmorgen mijn ouden vriend Bult bij me gehad. Hij riep erover dat ik er zoo goed uitzag! Ik vertelde hem dat ik hem 31 augustus een ridderorde als oud-adviseur had willen bezorgen, maar dat ’t mij niet gelukt was.

[15] Oorspronkelijk: ‘zou’.

uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923)