vorige (7-5-1923) | | volgende (8-6-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 04/06/1923 maandag 4 juni 1923 Bijna een maand lang niets opgeteekend! Ik heb bijna geen tijd om te eten of te slapen, laat staan om eenige aanteekeningen op schrift te stellen. Toch is er wel een en ander gebeurd, waard om hier vermeld te worden. Woensdag 9 mei ben ik naar Heerlen getrokken om ’n paar dagen uit te blazen. Donderdag 10 mei was ’t Hemelvaartsdag, dus departement toch gesloten. Ik bleef tot maandag. ’t Was weer gezellig als altijd, maar bar slecht weer! Koud en regenachtig. Trouwens ’t is nu 4 juni en nog steeds stoken we! Een berg werk lag op me te wachten. Ik kwam opzettelijk maandag 14 mei thuis, omdat An en Frans 15 mei van de huwelijksreis zouden thuis komen. Ik wilde dan natuurlijk thuis zijn. Groot was mijn verrassing – eigenlijk vond ik ’t niet aardig! – toen ik, maandagavond thuis komende, ze daar al vond: ze waren al zondag teruggekomen. Enfin, ze zagen er goed uit en hadden een prachtige reis gehad. Vooral in Stresa en Lugano hadden ze vertoefd. Ze bleven nog bij ons, omdat hun dienstbode, die uit Hamburg moest komen, geen visum had kunnen krijgen. Ik zorgde ervoor – ’t hoort onder mij! – en weldra kwam ze over en vertrok de familie naar Schiebroek! Woensdag 23 mei belangrijke ministerraad: van half negen tot over twaalf. ’t Ging over de Vlootwet. Finantiën is tegen de behandeling. De overige ministers zijn ervoor, ik ook, maar zonder enthousiasme! ’t Mòèt wel. We konden ’t niet eens worden en besloten na acht dagen nog eens erover te vergaderen. Na afloop sprak ik Ruijs. Hij bleek al besloten te zijn De Geer los te laten. In zijn plaats wilde hij vragen: Rutgers. Ik vind dit niet zoo mooi. Vooreerst De Geer is christelijk-historisch, Rutgers anti-revolutionair. Vervolgens: laten we De Geer schieten, dan krijgen wij ’t odium, dat we niet bezuinigen willen. Ik vermoed echter, dat De Geer zelf wel weg wil: hij ziet er ook geen gat in om de begrooting sluitend te krijgen en dat heeft hij toch toegezegd! En … nog steeds hebben we geen burgemeester voor Rotterdam kunnen vinden! Ik zou maar liever ’t heele kabinet laten aftreden. Ruijs was daar tegen: wat dan? Vrijdag 25 mei ’t orthopedisch congres te Amsterdam geopend met ’n rede tegen ’t neo-malthusianisme. De krantenverslagen waren slecht: ze hebben er niet veel van begrepen! Zaterdag 26 mei in Utrecht de juridische afdeeling van de R.K. Wetenschappelijke Vereeniging gepresideerd – voor ’t laatst. Ik moest aftreden en was niet herkiesbaar. In mijn plaats werd gekozen prof. Kleintjens van Amsterdam. ’t Was ’n aardige vergadering (onderwerp: autonomie der gemeenten). Dien dag was pater Van Hooff jarig. Als steeds sinds ik Katwijk verliet, zond ik hem een gelukwensch, met belofte hem spoedig eens te bezoeken. Helaas: hij werd dien dag bediend en is 28 mei overleden. Zaterdag 2 juni was de uitvaart. Ik ben er heen geweest en zat op’t altaar naast den internuntius, die mij na afloop in zijn auto naar mijn departement bracht. Woensdag 30 mei weer ministerraad om over de Vlootwet te spreken. Ruijs stelde voor dit onderwerp aan te houden tot na ’t bezoek van de koning van Noorwegen, wijl ’t gevolg dier bespreking een crisis kon zijn. Aardig voor De Geer vond ik dit niet. Maar hij keek er heel vroolijk bij! Vrijdag 1 juni weer een tentoonstelling geopend, thans op ’t Kurhaus. De prins was er ook. Ik zat naast hem. Hij was erg amicaal. Toen ik mijn rede uitgesproken had, zei hij: ‘Excellentie, maakt gij zoo’n rede nu zelf?’ Ik antwoordde: dat hangt er van af: als ’t een wetenschappelijk onderwerp is ja, maar dan doe ik ’t niet op schrift, maar als improvisatie; maar als ’t gaat over ’n onderwerp, waar ik geen verstand van heb, dan laat ik ’t een ambtenaar maken en corrigeer er dan wat in. Daarna zijn we samen de tentoonstelling gaan zien. Gisteren was Piet over, met zijn trimesterdag; ik ben er met hem ook nog eens heen geweest. Hij zag er goed uit. De vorige week, de huurcommissiewet in de Eerste Kamer. ’n Felle speech van Mendels. Ik heb hem nogal stevig kunnen antwoorden. Tenslotte met maar zes stemmen tegen aangenomen. Deze week is ’t weer druk. Morgen (dinsdag 5 juni) komt de koning van Noorwegen. Om half tien moeten we al in gala naar Amsterdam om hem te ontvangen; ’s avonds acht uur galadiner. Woensdagavond feestavond in Den Haag en vrijdagavond weer ’n diner voor een internationale commissie voor de statistiek. ’t Is wel veel voor één week! Temeer waar ik onderwijl in de Tweede Kamer een groote suppletoire begrooting krijg (voor de nieuwe afdeeling Handel en Nijverheid) en een wijziging van de vrijwillige ouderdomsverzekering, waar veel oppositie tegen komt. Zaterdag 9 juni weer verzekeringscommissie van den Hoogen Raad van Arbeid, ter vaststelling van ’t rapport over de reorganisatie der sociale verzekering. Gisterenavond heb ik mijn biljet voor de vermogensbelasting ingevuld. Mijn aangifte van 1915/16 was f 45.140,–. Thans voor 1923/24 f 8.290,– ! Ik ben leelijk achteruitgeboerd! ’t Is wel ’n voordeelig ambt, minister in Nederland! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |