vorige (30-7-1925) | | volgende (6-8-1925) | kalender |
dagboekcahier 9 04/08/1925 dinsdag 4 augustus 1925 Minister af! Bij Koninklijk Besluit van 1 augustus hebben wij, met ingang van 4 augustus, ons eervol ontslag als ministers gekregen. Vannacht om twaalf uur was ik minister af! Ik schrijf dit neer met een gevoel van opluchting en ten deele toch ook van leedwezen. Van leedwezen vooral om mijn verlaten van het departement. Zeven jaar lang ben ik daar dagelijks heengegaan, om half tien en werkte er tot kwart over vijf à half zes. ’t Waren vermoeiende dagen vaak; vooral als ik vele conferenties had gehad, kwam ik vaak zéér vermoeid thuis. Toch was dàt werk mij bijzonder aangenaam. Met alle hoofdambtenaren kon ik ’t goed vinden. Gisteren en vandaag heb ik van allen, van den secretaris-generaal tot de bodes en knechts, persoonlijk afscheid genomen. Boven in ’t gebouw begonnen, heb ik alle deuren afgewerkt. Het meerendeel der lagere ambtenaren zag ik voor ’t eerst! Maar ’t trof me wel zeer, hoe hartelijk allen afscheid namen. Velen voelden zich gedrongen om me nog eens speciaal te bedanken, omdat ik zoo’n aangename chef was geweest. Behalve ’t incident Westhof-Zaalberg, heb ik nimmer onaangenaamheden met ’t personeel gehad. Vele ambtenaren, de secretaris-generaal voorop, een nobele, hoogst bekwame, alleen ’n tikje tè bescheiden man; Westhof, chef afdeeling Arbeid, Peerbolte, directeur-generaal Volksgezondheid; Heringa, chef afdeeling Handel en Nijverheid; Schol, chef kabinet; Lange, chef Comptabiliteit; Groeneveld, chef Sociale Verzekering; Van der Kaa, hoofdinspecteur Volksgezondheid, de man, waarmee ik mijn succesvolle woningpolitiek heb gemaakt, ze zijn geen ambtenaren voor me gebleven, maar werkelijk vrienden geworden. De hartelijke samenwerking met hen, had ik noode vaarwel gezegd. Maar het ambt, ja, dat verlaat ik met een gevoel van opluchting en heb ik gaarne aan mijn opvolger overgedragen. Die overdracht heeft hedenmiddag om vijf uur plaats gehad. Eerst hadden we vanmorgen om tien uur onze laatste bijeenkomst op ’t Torentje gehouden, op mijn verzoek. Ik vond ’t zoo saai, dat we zonder meer uit elkaar zouden gaan. Ruijs hield ’n kort speechje, waarin hij vooral hen bedankte, die de volle zeven jaar met hem – steeds zonder eenige onderlinge onaangenaamheid – hadden saamgewerkt: Heemskerk, Van Karnebeek, De Visser en ik. Colijn was ook aanwezig en dankte ons voor onze moeilijke en onaangename medewerking om ’t budget sluitend te maken. We bleven nog een uurtje praten en namen daarna hartelijk afscheid van elkaar. Om half één gingen Ruijs, Van Swaay en ik naar de lunch, aangeboden door ’t bestuur van den Katholiekendag, die deze week te ’s-Gravenhage wordt gehouden, aan ’t eerecomité. De aartsbisschop, mgr. Callier en mgr. Schrijnen zaten mede aan. Ik zat naast mgr. Callier. Om half drie gingen we naar de openingsvergadering in de Dierentuin. Na een openingsrede door den voorzitter, Van Wijnbergen, hield pater Molkenboer de eerste rede. Daarna hield Van Wijnbergen een warme lofrede op de drie aftredende katholieke ministers, welke luid werd toegejuicht. Vooral de aartsbisschop en de nuntius lieten zich daarbij niet onbetuigd. ’t Was wel een toevallig samentreffen! Daarna gauw naar ’t departement. Ik moest nog afscheid nemen van de hoofdambtenaren der buitendiensten. Daarna kwam, precies om vijf uur Koolen. Ik bleef tot kwart over zes met hem praten. Hij zag zeer tegen zijn taak op. Ik lichtte hem in over de personen der verschillende hoofdambtenaren, over de wijze van werken, enz. Kwart na zes lieten we de secretaris-generaal binnenkomen, die de akte van overdracht voorlas, welke [we] daarna in quadruplo teekenden. Om half zeven verliet ik voorgoed het departement. ’t Was ’n eigenaardige gewaarwording. Koolen was bijzonder vriendelijk, maar wel zeer onder den indruk. Hij vroeg me of ik hem niet als lid van den Centralen Raad van Beroep wilde opvolgen? ’t Gaf f 9000,– en is vereenigbaar met ’t kamerlidmaatschap. Maar in Utrecht wonen! Ik zal er nog eens over denken. En nu ga ik lekker slapen! |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |