vorige (1-7-1940) | | volgende (15-7-1940) | kalender |
dagboekcahier 10 06/07/1940 zaterdag 6 juli 1940 Ik krijg zoo ’t gevoel, dat de toestand zich hier steeds meer verscherpt. Goed begrijpen doe ik dit niet, omdat ik meende, dat nu ’t offensief tegen Engeland gaat beginnen, de Duitschers er alle belang bij hebben, dat de bevolking hier zoo rustig mogelijk blijft. Maar steeds driester en prikkelender treedt de Nationaal-Socialistische Beweging op, telkens weer opstootjes veroorzakende. Dit zou niet gebeuren, als ze niet wisten, dat de Duitschers ze de hand boven ’t hoofd hielden. Vreemd doet ’t echter weer aan, dat de Duitschers aan ’t Nationaal Front van Arnold Meijer, de groote concurrent van Mussert, blijkbaar ook de vrije hand laten. Er gebeuren anders van Nederlandsche zijde domme dingen genoeg. Ik ben woensdag woedend geweest op Verschuur. Twee avonden van half negen tot half elf heeft hij met mij den toestand besproken. Hij wilde, als voorzitter van de R.K. Staatspartij, het initiatief nemen om eenige personen uit de verschillende partijen bijeen te roepen en dan een soort van nationaal front te vormen. Ik ontried hem dit sterk. Mijns inziens moeten nu de politieke partijen en de vooraanstaande politici niet op den voorgrond treden. De zaak moet van niet-politieke en vooral jongere menschen uitgaan. De politici moeten zich daarbij dan aansluiten en hun op ervaring berustende raadgevingen verstrekken, maar niet zelf de leiding nemen. Zoo zou men een groot nationaal front kunnen krijgen, dat wellicht dan ook het oor der Duitschers zou kunnen hebben. Vooral waarschuwde ik hem tegen Colijn, die ook zooiets aan ’t ondernemen schijnt te zijn – er kwam al een brochure van hem uit – en die, naar zijn aard, als redder des vaderlands wil optreden. Mijns inziens is dit glad verkeerd.Vooreerst, omdat Colijn, als Engelsch gezind, bij de Duitschers in een slecht blaadje staat. Vervolgens, omdat hij zich door zijn afschuwelijk Standaard-artikel tegen de koningin en ’t ministerie ook voor ons inacceptabel heeft gemaakt. Ik ten minste wensch met hem niet meer te maken te hebben. Deze man, die met alle geweld steeds en ook nu een rol wil spelen, is een voor ons volk gevaarlijke machtswellusteling. Er waren ook besprekingen van de groep-Woudschoten: sociaal voelende, niet-politieke jongeren van verschillende godsdienst. Deze groep wilde nu een driemanschap voorop stellen: Linthorst Homan, commissaris der koningin in Groningen, De Quay, professor te Tilburg en thans regeeringscommissaris voor Sociale Zaken, en Goudriaan, directeur-generaal van de Nederlandsche Spoorwegen. De eerste is van huis uit liberaal, maar sterk sociaal voelend, de tweede is katholiek, maar heeft helaas geen enkele staatkundige ervaring, de derde is gewezen sociaal-democraat en hoogst bekwaam. Welnu, zoo ried ik Verschuur aan, ga achter deze beweging staan, steun ze en geef hun goeden raad. Ik dacht, dat hij ’t met me eens was. Maar nu heeft hij verleden maandag de partij- en fractievoorzitters der zes groote partijen bijeen geroepen – alleen zijn eigen fractievoorzitter dr. Deckers liet hij onkundig hiervan. ’t Gevolg is geweest precies wat met alle macht voorkomen had moeten worden, dat er een commissie van drie benoemd is –Colijn, Verschuur en nog een[36] – die een manifest aan ’t Nederlandsche volk zal ontwerpen. Zoo heeft hij de leiding aan Colijn in handen gespeeld. Hoe grond verkeerd dit is, bleek al aanstonds uit het feit, dat gisteren aan De Standaard, waarin Colijn de hoofdartikelen schrijft, voor acht weken verboden is te verschijnen! Woensdagmorgen ontmoette ik Verschuur in de tram, toen ik naar den Raad van State ging. Ik heb heftig tegen hem uitgepakt. Hij was er heelemaal beduusd van. Maar de fout is gemaakt en ik vrees, dat deze zich wreken zal. Zoojuist kwam ’t Verordeningenblad. ’t Is om van te schrikken! Met reuze schreden gaan we den verkeerden weg op. Eén verordening over de verbeurdverklaring van vermogen van vereenigingen of personen, waarvan verwacht mag worden, dat ze in de toekomst tegen het Duitschen volk of rijk zullen zijn. Daar vallen dus de koningin en de ministers alvast onder! Verder een verbod om naar een andere dan Nederlandsche of Duitsche radio te luisteren. Zoo verliezen we elk contact met de regeering die te Londen verblijft. Helaas, van An en Frans en de kleinkinderen nog steeds geen bericht. Er zijn twaalf autobussen naar Parijs gegaan om de Nederlandsche vluchtelingen terug te brengen. Maar hoe komen ze van Bordeaux naar Parijs? Er zijn in Zuid-Frankrijk zeven millioen Fransche en Belgische vluchtelingen; er heerscht daar nu groote voedselschaarste. Waren ze maar terug!! [36] In potlood is hierboven geschreven: ‘Drees’. |
uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941) |