vorige (29-10-1923) | | volgende (17-11-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 06/11/1923 dinsdag 6 november 1923 Vandaag ministerraad geweest. Er komt eenige kentering in de zaken. ’t Blijkt, dat de Anti-Revolutionairen en Christelijk-Historischen toch ook wel ’n rechtsch kabinet willen, mits eerst is komen vast te staan, dat een ander kabinet niet mogelijk is. Daarom: eerst ’n opdracht aan Troelstra, dan aan [K.[6]] om ’n nationaal bezuinigingskabinet te vormen. Eerst daarna komt de beurt weer aan de coalitie, mits dat [de] katholieken dan onder ’t Caudijnsche juk doorgaan! De katholieken, onder anderen Nolens en Koolen, schijnen er anders over te denken. Ze willen nu reeds terstond een rechts kabinet 1. omdat zij Troelstra zelfs deze kleine kans van slagen niet willen geven, 2. omdat nu eenmaal de rechterzijde in de Tweede en de Eerste Kamer een meerderheid heeft. Huns inziens staat ’t dus juist omgekeerd: er kan van een ander kabinet eerst sprake zijn, wanneer gebleken is, dat ’n rechtsch kabinet niet mogelijk is. De koningin is ’t hiermee eens. Eigenlijk wilde zij, dat wij tenslotte toch zouden aanblijven; maar als we meenen, dat dit na Ruijs’ pertinente verklaring niet kan, dan ’n ander rechtsch kabinet. Zij schijnt ’t oog te hebben op Koolen als formateur. Dit zou ons bezuinigingsprogram moeten overnemen plus een eenigszins gewijzigde Vlootwet. Vandaag vergaderen hierover de clubs. ’k Ben benieuwd hoe ’t loopen zal! Na den ministerraad heb ik nog lang met Ruijs nagepraat. Daar er van verschillende kanten op wordt aangedrongen dat we zullen aanblijven, heb ik hem zeer dringend betoogd, dat hij dit niet moest doen. Een vierde kabinet Ruijs is voor ons volk te machtig. We zullen tenslotte weggehoond worden! Nu riep Schaper al: ‘Och, ze gaan immers toch niet weg!’ en van mij schreef hij: ‘Aalberse saboteert de Arbeidswet om minister te kunnen blijven’. We raken ons prestige kwijt en zoo onze kracht voor later, als ’t land ons weer noodig kan hebben. Ruijs verklaarde me uitdrukkelijk, dat hij ’t met me eens was. En toch … twijfel ik op dit punt aan hem! [6] Deze onduidelijke hoofdletter kan ook als ‘H.’ of zelfs ‘X’ worden gelezen. |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |