vorige (26-10-1923) | | volgende (6-11-1923) | kalender |
dagboekcahier 9 29/10/1923 maandag 29 october 1923 ’t Is nu een kalm, rustig leventje! Vandaag ben ik begonnen met alleen ’s middags naar ’t departement te gaan. Om half vijf was ik al klaar! De verwerping van de Vlootwet was blijkbaar door niemand verwacht. Er is algemeene consternatie en bij katholieken groote verontwaardiging. De beoordeelingen in de kranten zijn zeer uiteenloopend. De Nieuwe Rotterdamsche Courant stuurt aan op ’n conservatief kabinet, dat de departementen van Arbeid en Onderwijs opheft en schoonschip maakt met mijn onzalige sociale wetten. De anti-revolutionaire bladen en De Tijd willen een kabinetsopdracht aan Troelstra geven. Het Centrum, dat verkeerdelijk meent, dat de stemming tegen de Vlootwet en niet tegen het kabinet ging, meent, dat we wel konden blijven, althans door een ander rechtsch kabinet zouden kunnen vervangen worden. De man in de straat meent, dat Van Karnebeek en ik in elk geval zullen aanblijven! Ik denk er niet over! ’k Ben veel te blij, dat ik er nu met goed fatsoen af ben! Op ’t departement bedrukte gezichten en nog steeds hoop, dat ik wel blijven zal. Mijns inziens heeft Ruijs dit opzettelijk uitgesloten door te verklaren, dat bij verwerping der Vlootwet het kabinet in zijn geheel ‘en ieder zijner leden persoonlijk’ weigerden om dan verder de verantwoordelijkheid te dragen. Tot Van Karnebeek, die naast me zat, zei ik terstond: ‘Dat slaat op ons beitjes’; hij knikte. Maar hoe dit zij, ik had er toch al meer dan genoeg van. Nu er ’n mooie reden is om af te treden, laat ik deze niet voorbijgaan. Met Smits, van Futura, sprak ik alles al af: ik herneem de redactie van Katholiek Sociaal Weekblad en Voorhoede en word medehoofdredacteur van Het Centrum. Hij is bereid daarvoor gezamenlijk f 10.000,– te betalen. Met mijn f 6000,– pensioen kan ik dus blijven leven als thans. Zoo kan ik mij dus geheel aan de journalistiek wijden, wat altijd mijn ideaal was. Komt daar dan de Tweede Kamer bij, dan kan ik behoorlijk bestaan en geleidelijk de in deze vijf jaren gemaakte schuld aflossen. Vanavond stond al in de kranten, dat Kolkman (dien ik opvolg) als Tweede Kamerlid zou bedanken om zijn plaats aan mij af te staan. |
uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932) |