vorige (15-5-1915) | | volgende (8-6-1915) | kalender |
dagboekcahier 5 07/06/1915 maandag 7 juni 1915 Ziezoo! Dat is weer een groot stuk werk achter den rug. Van maandag tot zaterdag (31 mei tot 5 juni) hebben we de eerste week gegeven van de vierwekige cursus voor voormannen in de Roomsch-Katholieke vakbeweging. In 1913/14 hebben we den eersten cursus gegeven, toen met acht deelnemers. Thans waren er 28! ’t Is uitstekend gegaan. ’t Is wel zwaar werk voor de deelnemers: elken dag van half tien tot twaalf een voordracht over één der hoofdonderwerpen, van half drie tot vijf een apologetisch of economisch onderwerp en ’s avonds van acht tot ± elf uur ‘oefening’: een der deelnemers wordt opgedragen een rede van drie à vier kwartier te houden over het ’s morgens behandelde onderwerp, waarna de anderen mogen debatteeren. Hoogst nuttig en vaak dol leuk! Maar zwaar werk ook voor de cursusgevers: ik had drie van de zes hoofdvoordrachten voor mijn rekening en twee van de vier oefeningavonden. Maar ’t resultaat is buitengewoon goed geweest. De lui waren zeer content. Ik was zeer tevreden. Hoe staat ’t met Het Centrum? Ik weet ’t zelf niet! We hebben nog eens met Futura en ’t Vakbureau vergaderd. Conclusie: Futura was bereid om serieus te onderhandelen, mits vooraf ’t Vakbureau de officieuze goedkeuring althans van den aartsbisschop verkreeg. ’t Bestuur is daarop naar Utrecht getrokken. Daarop kreeg ik donderdagavond (27 mei) ’n briefje van monseigneur dat hij me graag nog even vóór zondag spreken wilde, daar ’t maandag en dinsdag de jaarlijksche vergadering der vijf bisschoppen was. Ik trok dus zaterdagochtend naar Utrecht. Monseigneur ontving me zeer vriendelijk, maar zwaarhoofdig. Ik vertelde hoe de zaak geloopen was. Monseigneur had onoverkomelijk bezwaar dat ’t Vakbureau geheel of gedeeltelijk een dagblad in handen kreeg. Het ging dan aan politiek doen. Zoo kwam de politiek in de vakbeweging. Anderzijds vond hij ’t moeilijk om ’t te verbieden. Hij begreep volkomen dat de arbeiders dit wenschten, erkende volmondig dat er geen goede katholieke volkskrant was. Maar ’t kon en mocht toch niet. We kregen dan arbeiderspolitiek, arbeidersvakvereenigingen, het einde van de katholieke partij. En toch, monseigneur vroeg of ik nu geen middel wist om de lui hun zin te geven en tóch dit bezwaar te ondervangen. Hij had al eens gedacht: toestaan, mits de krant zich buiten de politiek houdt. Ik antwoordde, dat dit laatste onmogelijk en ook ongewenscht werd. Het zou een krant worden met weldra zeker een 50.000 abonnés. Zouden al die menschen nu geen politieke voorlichting krijgen? Hadden de bisschoppen nu maar niet ’t plan van Futura, van twee jaren geleden, afgekeurd! Futura heeft ’t vertrouwen zoowel van de arbeiders als van de middenstanders; het wilde een groot volksdagblad uitgeven, waarin aan ’t Vakbureau ’t recht zou gegeven worden om een redacteur voor de rubriek ‘arbeidersbeweging’ te benoemen, waarin geen politiek zou mogen behandeld worden. Hetzelfde zou voor de middenstand gebeuren. Zóó werd ’t geen eenzijdig arbeidersblad. Maar de bisschoppen wenschten geen nieuw blad dat aan de bestaande bladen afbreuk zou doen. Nu had ik weer ’t zelfde aan ’t Vakbureau voorgesteld, maar zouden ze er voor twee jaren nog mee content geweest zijn, thans niet meer. Zij hadden Het Centrum in handen, vroegen òns om mee te doen, zouden wij nu de heele zaak inpalmen? Ik vreesde dus dat dat voor hen een ernstige tegenvaller zou zijn, wanneer de bisschoppen bijvoorbeeld beschikten: laat Futura ’t alleen doen. Ja maar, zei monseigneur, dat zou ik ook geen afdoende oplossing vinden. Als u dat zóó doet, heeft toch ’t Vakbureau de krant geheel in zijn macht. De vakbeweging zal de meeste abonnés aanbrengen. Dus! We hebben anderhalf uur gepraat, maar kwamen tot geen conclusie. Ik zond ’s avonds nog een nota naar monseigneur om te resumeeren wat ik gezegd had. Thans nog niets gehoord. Wat zou er besloten zijn? ’k Ben zéér benieuwd!! Die arme Bolsius: hij is voor een jaar naar Davos vertrokken. Ik moet dus weer op ’t kantoor inspringen. Dat komt me slecht uit. Maar ’t is toch ook wel leerzaam om weer eens een poosje in de praktijk te zijn. Toevallig is juist voor veertien dagen de zoon van ’t kamerlid Beckers gepromoveerd. Hij lijkt me een pientere jongeman. Ik heb hem voorgesteld om een jaar op ons kantoor te komen werken. Hij heeft er wel zin in. Ook dit punt zal vandaag of morgen wel beslist worden. Ik heb echter te doen met Bolsius. Pas ’n half jaar getrouwd! Wat doet me dat denken aan mijn ziekte in 1900, toen ik ook eensklaps een half jaar rust moest nemen om mijn longtoppen te laten genezen! Moge bij hem ’t resultaat even gunstig zijn. Morgen begint de Kamer weer. Zeer interessant: de behandeling van ’t voorstel om een tijdelijke gezant bij Z.H. den paus te benoemen. ’t Zal er wel doorgaan, maar ik ben benieuwd hoe! Minister Treub heeft mijn amendement op de personeele belasting overgenomen: Almelo zal in de vijfde klasse komen. Vermoedelijk groote vreugde daar! Mijn speech kan ik dus onuitgesproken laten. En nu nog iets dols. Gisteren kwam de burgemeester van Tubbergen, die voor Stompwijk solliciteert, bij me om over zijn sollicitatie te spreken. Terloops vertelde hij me dat de oud-zeekapitein \ die indertijd Heerinckhave, het buitengoed waarop dr. Schaepman geboren is, gekocht had, overleden was. Zijn weduwe woonde er nog, doch vermoedelijk zou ’t weer verkocht worden. Hij hoopte maar dat ’t weer in goede handen – Roomsche – zou komen. Toen kreeg ik ’t dolle idee: als ik ’t eens kocht? ’t Ligt afgelegen en zal wel niet erg duur zijn. Er behooren een paar boerderijen bij die genoeg opleveren om de zaak te betalen. Voor ’t huisje te Noordwijk betaalde ik voor twee maanden toch ook f 500,– huur. Laat dit nu iets meer worden, ’t zou toch wel leuk zijn voor Lize en de kinderen dan ’s zomers eens echt buiten te wonen. Haar ideaal! En, ik schreef onmiddellijk aan Ter Steege te Almelo dat hij eens moest informeeren voor hoeveel ’t buitengoed te koop was. Wie weet? Heer van Herinckhave !!!! |
uit: Dagboek V (28 augustus 1904-18 october 1915) |