vorige (5-4-1922) | | volgende (10-5-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 08/05/1922 maandag 8 mei 1922 Een maand lang niets opgeteekend! Des te meer jammer, omdat de oorzaak ervan was: dat er te veel op te teekenen viel! Zoo druk als nu, heb ik ’t nog nooit gehad. Gelukkig: over veertien dagen worden de Staten-Generaal ontbonden, ik krijg dan tot juli een rustige tijd! Laat ik enkele dingen aanstippen, want tijd om veel te schrijven heb ik niet. [In de Goede Week heb ik de retraite te Manresa te Venlo meegemaakt. ’t Heeft me goed gedaan en geestelijk verfrischt ben ik weer terug gekomen om den laatsten strijd voor de […][25] Ik heb nog heel wat voor den boeg! Vrijdag 21 april trok ik met Lize naar Heerlen om zaterdag 22 april ’t zilveren priesterfeest van pastoor Erens, ’t ‘Heertje der Heerschaartjens’, te vieren. ’t Was een grandioze fuif. Om half drie gingen we aan tafel en stonden om half een ’s nachts op! We logeerden bij Meuleman en amuseerden ons kostelijk. Zondag waren we weer terug, want dinsdag zou de Vleeschkeuringswet][26] in de Tweede Kamer komen. Er waren verschillende amendementen ingediend, waarover ik maandag moest confereeren. 2 mei kwam de Tweede Kamer weer bijeen. Ik heb op de agenda staan: de Vleeschkeuringswet, Arbeidswet (beide belangrijke wijzigingen) en de tractaten van Washington. De eerste is reeds achter den rug, met de tweede ben ik nog bezig. ’t Is goed gegaan. De felle oppositie der sociaal-democraten kwam in zonderling licht te staan. Er waren zeventien sprekers; zelfs Troelstra kwam in ’t krijt! In een rede van vijf kwartier heb ik ze kort en zakelijk beantwoord. Toen ik thuis was en zat te eten, belde Nolens me op; hij moest me even zeggen dat ik ’n goede rede gehouden had: ’t was een moeilijke situatie, maar ik had me er prachtig doorgestoten. Een streep aan de balk: Nolens die vindt dat ’n ander ’t ook eens goed heeft gedaan, en … dat zègt! De bladen waren eenstemmig gunstig, zelfs de Nieuwe Rotterdamsche Courant en de Nieuwe Courant, die me voortdurend fel bestrijden. Er zijn tientallen amendementen ingediend. Het schiet echter nogal op. Er is er nog niet één aangenomen! Morgen gaan we weer door. Maar ik krijg dan vooraf vier andere wetsontwerpen: wijziging Radenwet, Woningwet, aanvullingsbegrooting en Ongevallenwet. Daar zal niet zoo heel veel bij komen. Dan gaan we weer door met de Arbeidswet en daarna de tractaten van Washington. Tenslotte krijg ik dan nog: wijziging Ouderdomswet, Wet Rijksverzekeringsbank en Landbouwongevallenwet. Dat alles moet nog deze week klaar komen, want de Kamer gaat vrijdag uiteen. De volgende week komt dit alles dan in de Eerste Kamer, plus mijn begrooting en een paar wetsontwerpen die daar nog op afdoening wachten. Dus nog een drukke veertien dagen en dan is ’t uit! ’t Zal wel ’t slot van mijn ministerieele loopbaan zijn. Maar dan toch een slot dat pakt! Ik krijg telkens anonieme brieven met op ’t adres: ‘minister van Luiheid’ (slaat op den achturendag!) Maar dat ik zelf niet hard gearbeid heb in deze vier jaar, zal mijn ergste vijand niet zeggen! Integendeel: men vindt juist: teveel! |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |