Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 10

08/10/1938

zaterdag 8 october 1938

Gisterenavond heb ik te ’s-Hertogenbosch een rede gehouden over den Volkenbond. Ik had er reden toe, om[dat] na de twee laatste brochures van mijn ouden vriend jhr. mr. Octaaf van Nispen tot Sevenaer, steeds meer gemeend wordt, dat wij den Volkenbond maar moeten verlaten. Daartegen heb ik stelling gekozen na eerst de fouten bij het ontstaan en de functioneering van den Volkenbond te hebben uiteengezet, maar tevens aangedrongen op hervorming in den geest van het christendom.

            En zoo heb ik dan weer den tijd en de gelegenheid rustig door te werken zonder zweepslag op ’n bepaalden tijd gereed te moeten zijn. Van mijn herkregen vrijheid maak ik gebruik eerst wat op te teekenen.

            ‘Oorlog of vrede?’, zoo sloot ik op 26 september. Thans is, Goddank, het antwoord: vrede. Maar ’t is op ’t nippertje af geweest. Het bleek, dat Hitler zijn plannen met Tsjecho-Slowakije wilde doorzetten, ook al ware daardoor een wereldoorlog uitgebroken. Het is de oude Neville Chamberlain, Prime Minister in  Engeland, die de wereld daarvoor behoed heeft. Hij vloog naar Berchtesgaden om een onderhoud met Hitler te hebben. Hij kwam terug met de plannen van Hitler om het Duitsche deel van Tsjecho-Slowakije te bezetten, maar tevens met diens verklaring, dat hij dan verder geen territoriale eischen in Europa meer had. Onder sterken drang van Engeland en Frankrijk heeft tenslotte Benesj daarin toegestemd. Chamberlain vloog toen weer naar Godesberg voor een tweede onderhoud met Hitler. Maar deze kwam nu met veel verdergaande eischen. Chamberlain heeft hem duidelijk gemaakt, dat het binnenrukken van Tsjecho-Slowakije een wereldoorlog ten gevolge zou hebben. En hij ging terug in de meening, dat het onheil nu niet meer te voorkomen was. Hitler stelde een ultimatum, op zes dagen. Hij bepaalde zelfs, dat Duitschland na vier dagen zou mobiliseeren. Frankrijk heeft zich toen tot Mussolini gewend om Hitler te bewegen nog een nieuwe bespreking te houden: Hitler, Chamberlain, Daladier en Mussolini. Deze was ’t daarmee eens en de mobilisatie werd 24 uur uitgesteld. Ze kwamen nu te München bijeen en werden ’t eens. Zoo was – vijf minuten voor twaalf – de oorlog voorkomen.

            Voor hoe lang? vraagt men zich af. Maar zelfs bij dezen twijfel geloof ik toch, dat Chamberlain goed  gehandeld heeft. Er is nu eensklaps een betere verhouding tusschen de vier groote mogendheden gekomen. Hitler weet nu twee dingen: dat de volken – ook ’t Duitsche volk, dit is wel heel duidelijk gebleken – geen oorlog willen. Dat de Italianen geen oorlog willen ten bate van Duitschland behoefde waarlijk niet meer te blijken. En vervolgens: dat er ook voor zijn onstuimig handelen een grens is. Ware ’t tot een oorlog gekomen, dan zou allereerst Tsjecho-Slowakije ’t groote slachtoffer zijn geworden. Onder ’t mom van groote manoeuvres had Duitschland al 1.300.000 man onder de wapenen, grootendeels bij de grenzen van Tsjecho-Slowakije. Met driedubbele overmacht zou hij ’t arme land onder den voet hebben geloopen. Maar dan? Rumenië en Rusland zouden aanstonds bijgesprongen zijn. Frankrijk en Engeland hadden ’t ook moeten doen. De Vereenigde Staten, waar een zeer sterke anti-Duitsche strooming aanwezig is, zouden niet zoo lang gewacht hebben als tijdens den wereldoorlog van 1914-1918. Tegen deze overmacht had Duitschland, dat economisch en finantieel uiterst zwak staat, ’t niet lang vol hebben kunnen houden. Naar mij gezegd werd, zijn er vele katholieken in Duitschland die reeds hoopten, dat ze daardoor van dit Hitler-regiem verlost zouden worden. Maar met welk een verarmd volk! En dat Mussolini hem zou zijn bijgesprongen, ik  had ’t moeten zien om ’t te kunnen gelooven. De haat tegen de Duitschers zit den Italianen sinds eeuwen in het bloed.

’t Is begrijpelijk, dat velen meenen: ’t komt op den duur met Duitschland toch tot een oorlog, dan maar beter nu; over eenige jaren is Duitschland veel sterker. ’t Heeft nu al, door den Anschluss met Oostenrijk en den afstand van Sudeten-Duitschland al een bevolkingsvermeerdering van ± twaalf millioen menschen en veel meer economische bronnen. Maar wie kan voorzien wat er overigens binnen die enkele jaren gebeuren kan? Mij zou ’t niet verwonderen of er kwam zoowel in Duitschland  als in Italië een economische ineenstorting. Deze zou, evengoed als een oorlog, de dictaturen wegvagen. Ook de andere landen versterken met spoed hun bewapening, vooral Engeland en Amerika. Alleen de positie van Frankrijk zie ik donker in: het is politiek rot. Iedere drie à vier maanden treedt er een nieuw ministerie op. Er is een ander donker punt – ook voor ons land. Duitschland wil nu zijn afgenomen koloniën terug. Noch Engeland nòch Frankrijk willen ze afstaan. Zullen ze niet trachten Duitschland compensatie te geven ten koste van ’t koloniaal gebied van Nederland, België en Portugal? Ik vrees, dat wij in de reeds naaste toekomst voor deze moeilijkheid komen te staan. In ’t Lagerhuis heeft Attlee, de leider der socialistische oppositie, reeds aan Chamberlain gevraagd: wat doet gij, als  Hitler nu Sumatra opeischt? Ik kan me echter niet voorstellen, dat Engeland Duitschland zoo dicht bij Singapore zal willen hebben en het dan liever ons Nieuw-Guinea zal aanbieden!

uit: Dagboek X (3 november 1932 tot 10 mei 1941)