Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 9

10/01/1932

zondag 10 januari 1932

In Leiden, met haar oude, hooge grachtbruggen, placht men te zeggen: men moet nooit ho! roepen voor men over de brug is. Daar heb ik dezer dagen wel aan gedacht.

            Ik meende tegen ’t einde van ’t jaar, dat de Centrum-questie vrijwel in orde was en dat daardoor aan de Futura-misère ook weldra een eind zou kunnen komen. Helaas! Nog voor ’t jaar om was, wist ik al, dat de zaak zoo mooi niet stond. Toen ik in Heerlen was, ontving ik een brief van Van Werkhoven (directeur van Centrum en Futura) die me meldde, dat mgr. Jansen, de aartsbisschop, een censor voor de Utrechtsche Courant had benoemd, iets wat mgr. van de Wetering absoluut geweigerd had. Ik dacht aanstonds: dit is een streep door de rekening van De Spaarnestad. En Lucas had dan ook aanstonds aan Van Werkhoven getelefoneerd: dat nu hun interesse voor Het Centrum sterk gedaald was. Ik begreep er ook niets van. Was dit een daad van boosheid, omdat de onderhandelingen van Het Centrum met de Utrechtsche Courant afgesprongen waren? Of zat er wat anders tusschen? 

            Maandag 4 januari kreeg ik bezoek van Kuypers, directeur van Den Maasbode. Deze deelde me mede, dat mgr. Jansen hem indertijd om raad had gevraagd en dat hij toen geadviseerd had deze commissie te benoemen. Ik kreeg den indruk, dat hij opzettelijk geadviseerd had daarin Lucas te benoemen, omdat hij voorkomen wilde, dat Het Centrum bij De Spaarnestad zou komen. Hij deelde me ook mee, dat de Utrechtsche Courant zich tot Rome gewend had om zich te beklagen over de niet-benoeming van een censor. Misschien is dit de reden waarom mgr. Jansen er thans toe overgegaan is?

            Den avond tevoren – zondag [3][18] januari – waren Bongaerts en ik bij mgr. Aengenent geweest, die we verzocht hadden er ook pastoor Sondaal – gedelegeerd commissaris van De Spaarnestad – erbij te vragen. Met ons vieren bespraken we de geheele situatie. Pastoor Sondaal was ons zeer gunstig gezind. Hij deelde mee, dat men van de houding van mgr. Jansen niets begreep. Lucas had het overnemen van de vordering van ’t Oude Armenkantoor  op het Centrum niet uitgelokt, integendeel, ze was hem aangeboden. Hij had toen mgr. Jansen geraadpleegd en deze had deze overname goed gevonden. Nog tweemaal was Lucas bij hem geweest en had hem de plannen van De Spaarnestad: van Het Centrum een groot volksdagblad te maken met ochtend- en avondeditie, om tegen Het Volk en De Courant te kunnen concurreeren, meegedeeld en mgr. Jansen had daar instemming mee betuigd. Daarom begreep men er niets van, dat monseigneur nu onverhoeds de Utrechtsche Courant als katholiek dagblad had erkend. Dinsdag zouden de commissarissen van De Spaarnestad vergaderen om over ’t samenwerken – feitelijk: ’t overnemen van Het Centrum – een beslissing te nemen. Sondaal zou daar meedeelen, dat mgr. Aengenent dit plan warm aanbeval. Het bisdom Haarlem is de grootste aandeelhouder van De Spaarnestad, terwijl twee der commissarissen: deken Van Dam (president-commissaris) en pastoor Sondaal, beiden vrienden van mgr. Aengenent, er commissarissen van zijn. 

            Maandag 4 januari bracht Bongaerts nog een bezoek bij dekenVan Dam om hem volledig in te lichten en dinsdag 6 januari had er ten huize van pastoor Sondaal een bespreking plaats tusschen Lucas en Bongaerts en mij. Lucas deelde mee, dat hij ’s middags aan zijn commissarissen zou voorstellen: De Spaarnestad neemt Het Centrum in exploitatie; de vordering, afkomstig van het Oude Armenkantoor, groot f 135.000,– zou worden kwijtgescholden; met de obligatiehouders van het Centrum zou een regeling gemaakt worden: uitbetaling van een bedrag ineens en verder een winstbewijs, deelende gedurende tien jaren in de winst van het Centrum voor 25 %. Van Het Centrum, dat met 1 april naar Amsterdam zou verhuizen, zou dan een groot volksdagblad gemaakt worden. Wij verklaarden ons met dit plan ingenomen en deelden mee, dat op vrijdag 8 januari er een aandeelhoudersvergadering van Het Centrum zou worden gehouden. Lucas stelde nog deze voorwaarde:  één commissaris zou door De Spaarnestad worden aangewezen en verder wenschte hij, dat Bongaerts commissaris zou blijven en dat ik ’t zou worden en dat ik medewerker, liefst hoofdredacteur van ’t Centrum zou zijn. Wij vertrokken vol goeden moed en dachten de zaak is in orde.

            Er kwam een kink in den kabel. De commissarissen van De Spaarnestad stemden met ’t plan in, maar op die uitdrukkelijke voorwaarde: de aartsbisschop moet er zijn sympathie mee betuigen. Lucas deelde dit aan mgr. Jansen mee en vroeg hem ook voor Bongaerts en mij een audiëntie op vrijdagmorgen. Donderdagmiddag kreeg hij telegrafisch de vraag: waar deze bespreking over zou loopen? Antwoord: over voorstel van De Spaarnestad Het Centrum in exploitatie te nemen en zijn faillissement te voorkomen, en de vraag of dit plan de sympathie van den aartsbisschop had.  Mgr. Jansen antwoordde daarop: ‘Ik wensch mij met deze zaak niet meer in te laten onder handhaving echter van den wensch, dat er in Utrecht één katholiek dagblad zij.’ Ra, ra, wat beteekende dit? Lucas belde me op. Ik zei: dat beteekent: ga je gang, ik houd me er buiten, maar ik blijf van meening, dat een fusie met de Utrechtsche Courant gewenscht is.

            Hij vond dit niet duidelijk genoeg en deelde mee, dat hij vrijdag niet op de aandeelhoudersvergadering van Het Centrum zou verschijnen. Eerst moest er een duidelijk antwoord van den aartsbisschop zijn. Maar hoe dat te krijgen? Hij achtte ’t ’t meest gewenscht, dat ik persoonlijk naar mgr. Jansen zou gaan en een antwoord van hem uitlokken. Ik deelde dit in de vergadering te Utrecht mee. Men vond ’t echter veiliger, dat Van Spanje – bisschoppelijk commissaris van Het Centrum – een onderhoud zou aanvragen. Hij  deed dit per telefoon. Het antwoord was: monseigneur had reeds een antwoord aan De Spaarnestad gezonden en daar bleef hij bij. Toevallig spraken we nog kapelaan Van Leeuwen, censor van Het Centrum. Deze deelde mee: dat hij een brief van mgr. Jansen had ontvangen, waarin deze hem meedeelde, dat hij een censor bij de Utrechtsche Courant had benoemd; dat het zijn wensch echter was, dat beide bladen niet tegen elkaar zouden polemiseeren of in hun kolommen tegen elkaar zouden concurreeren; dat hij zeer stellig wist, dat monseigneur tegenover Het Centrum nog steeds sympathiek stond. Toen schreven commissarissen van Het Centrum aan De Spaarnestad, dat hun dit bekend was en dat ze dus met De Spaarnestad in zee wilden gaan.

            ’s Avonds belde Lucas me op. Hij vond dien brief absoluut onvoldoend en vroeg of ik mgr. Jansen zelf gesproken had. Ik deelde hem toen mede hoe ’t gegaan was. Hij werd boos en zei, dan is alles uit en moeten wij  de betaling van die f 135.000,– binnen drie of vier dagen eischen! Ik ried hem aan ons een brief te schrijven in zoodanigen vorm, dat we dien aan den aartsbisschop, om raad te vragen, konden doorzenden. Dit beloofde hij.

            Ik schreef terstond een langen brief aan mgr. Aengenent, in wanhopige stemming. Gisterenavond kreeg ik reeds zijn antwoord, dat hij persoonlijk aan mgr. Jansen had geschreven en hem gewezen had op het uiterst kritieke van den toestand en de gevolgen ervan: als ’t Centrum failliet ging, zou daarvan vrij zeker ook ’t faillissement van [Futura][19] het gevolg zijn, waardoor mijn positie als voorzitter van de kamerfractie en den partijraad onmogelijk werd en ik mijn ontslag zou nemen.

            Onderwijl kwam ’t schrijven van De Spaarnestad in: uiterst onhebbelijk en dom: betaling werd geëeischt van f 135.000,– vóór 15 januari (!), tenzij wij alsnog ’t bewijs zouden overleggen  dat mgr. Jansen sympathiek stond tegenover de samenwerking Spaarnestad-Centrum. Ik zond daarvan terstond een afschrift aan mgr. Aengenent, omdat morgen ’t kapittel vergadert en hij daar deken Van Dam dus spreekt. Hoe zal dit afloopen? Och, wat maken de menschen ’t je toch onnoodig moeilijk!

            Maar ik heb met dit al een ellendige veertien dagen achter me, met veel slapelooze nachten. Toch – heb ik ’t vast vertrouwen dat alles in orde komt. Hoe? – dat zie ik nog niet. Maar ik ben mgr. Aengenent innig dankbaar voor zijn hulp. Als ik hem niet had gehad, was de Futura-debacle allang uitgebroken!

            God geve, dat het goede einde nu nabij is. Na den uiterst ingespannen arbeid der laatste maanden, begint het voor mij te zwaar te worden. Heer, help ons, wij vergaan! …

[18] In het manuscript abusievelijk ‘5’.

[19] In het manuscript abusievelijk: ‘Het Centrum’.

uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932)