vorige (6-7-1922) | | volgende (18-7-1922) | kalender |
dagboekcahier 8 10/07/1922 maandag 10 juli 1922 59-41! Dat is de uitslag der verkiezingen, het resultaat van de felle campagne in ’t laatste jaar vooral tegen mij gevoerd !! Dat is boven alle verwachting. Wel had ik gedacht dat we op 52 zouden komen. Maar op 59 had niemand gerekend! Is die uitslag schitterend en voor mij een rehabilitatie, zoo wordt ’t ook overal opgevat: van alle kanten ontvang ik enthousiaste telegrammen, onder andere één van mgr. Callier! Toch is er een schaduwzijde bij: dat ik zelf niet in de Tweede Kamer gekozen ben. Ruijs, Heemskerk, De Geer, De Visser en Van Dijk zijn allen gekozen. Ik stond nummer 2 in Den Haag en nummer 3 in Overijssel. Nummer 2 daar was op slinksche wijze vóór mij geschoven – ’t is Van Voorst tot Voorst, die ook in Gelderland is gekozen. Zaterdag heeft ’t Centraal Stembureau geloot: hij kreeg Overijssel. Dus was mijn kans weg. Thans komt in zijn plaats in Gelderland Knigge, een onbekende boer-rentenier uit ’t Utrechtsche! Nu vaststaat dat ’t kabinet aanblijft, doet ’t er niet veel toe. Maar de indruk van ’t feit is toch verkeerd. Ook wordt mijn positie bij ’t opmaken van ’t regeeringsprogram zwakker, als wanneer men geweten had dat ik, als minister aftreedende, terstond in de Tweede Kamer weer zou opduiken. Ook scheelt ’t me f 2000,00 per jaar. Immers we zouden eerst aangenomen hebben om dan, wanneer ’t definitief vaststaat dat ’t kabinet blijft, weer af te treden als kamerlid. Doch dan kregen we als zoodanig pensioen, waarbij de vroegere jaren meetelden. Zoo thans De Visser, Heemskerk, De Geer en Ruijs. Ik krijg nu niets! terwijl ik ’t het best kon gebruiken! Voorloopig hebben we besloten aan de koningin mee te deelen dat ’t kabinet van oordeel was dat er geen aanleiding bestond de portefeuilles ter beschikking van H.M. te stellen. Ruijs is vanmiddag naar ’t Loo, vanavond ministerraad. Denkt de koningin er ook zoo over, dan komt ’t opstellen van een nieuw program. Dat kan nog tot moeilijkheden leiden. We zullen zien. Zaterdagavond heb ik de vereenigde vergadering van de juridische en medische afdeelingen der Katholieke Wetenschappelijke Vereeniging gepresideerd. Nolens zat naast me bij ’t diner. Hij denkt over de zaken precies als ik en hij zegt dat Ruijs er ook zoo over denkt. Zuinig zijn, geen reactie! |
uit: Dagboek VIII (4 december 1920 tot 5 april 1923) |