Dagboeken

 
English | Nederlands

dagboekcahier 9

11/01/1924

vrijdag 11 januari 1924

Gisteren naar Deventer geweest om eens met de heer Schoemaker te praten over Het Centrum en de kredietmoeilijkheid. Gelukkig! Hij wil er zich voorspannen om een consortium bijeen te brengen dat f 100.000 leent, in tien jaar af te doen. Als dat lukt zijn we er!

            Vandaag ministerraad van tien tot half vijf! We hebben de regeeringsverklaring opgesteld,  waarmee we dinsdag a.s. in de Kamer zullen komen. Ruijs had ’n concept gemaakt. Er is zoowat niets van over gebleven! ’t Is anders moeilijk werk om ’n stuk met negen man te redigeeren. Negen – want … Colijn is tot 20 januari naar Zwitserland gegaan! Dat zal wel – en terecht – kwaad bloed zetten, als hij er dinsdag niet is. Feitelijk heeft hij de geheele crisis beheerscht en – nu ’t op de verantwoording aankomt is hij buitenaf.

            Twee incidenten. De Visser kwam nog eens terug op de verklaring van Ruijs bij de vlootwet, dat geen der ministers meer zou willen terugkomen. ’t Bleek nu, dat vijf van de tien er niet van geweten hebben. Ruijs zei, dat Colijn ’t geadviseerd had, vooral om de katholieke democraten te beduiden, dat als ’t kabinet viel, ze niet behoefden te hopen, dat ik in een ander kabinet herrijzen zou! Ik merkte op, dat ’t dan des te zonderlinger was, dat hij dit verklaarde, zonder dat ik er zelf iets van wist!! De Visser verklaarde nog, dat hij over eenige weken toch heen zou gaan. Kon ik hem maar volgen!

            Vervolgens beklaagde Van Dijk zich ernstig over Colijn, die hem tot een legerorganisatie wilde  dwingen, waardoor er van een leger niets goeds meer overbleef. Ook hij dreigde  reeds met heengaan! ’t Is wel een mooi begin! Maar ’t bewijst hoe onmogelijk de toestand is.

uit: Dagboek IX (7 april 1923-2 november 1932)